Swaanenburg, Willem van
Noordnederlands prozaschrijver en dichter (gedoopt
Zutphen 16.5.1679-Amsterdam 22.4.1728). Zoon van conrector van de Latijnse
school. Over de periode voorafgaand aan zijn schrijverschap is weinig bekend.
Wellicht was hij rond 1714 toneelspeler. Enkele jaren later was hij gouverneur
van de zonen van de Gelderse baron Van Laar. Van 1719 tot 1722 verbleef hij als
kunstschilder te Antwerpen. In de loop van dat laatste jaar trok hij naar
Amsterdam, waar hij spoedig een omstreden figuur werd door zijn
Parnasdreun (1723), een huwelijksvers waarin alle dichtvoorschriften met
voeten werden getreden. In de daarop volgende jaren publiceerde hij een
dichtbundel Parnas, of de zang-godinnen van een schilder (1724), vier
weekbladen: De herboore oudheyt, of Europa in 't nieuw (1725),
Arlequin distelateur, of de overgehaalde nouvelles (1726), De doctor,
zonder promotie, of de geänatomiseerde courant (1726) en De
vervrolykende Momus, of koddige berisper (1727), en een hekelschrift tegen
de astroloog en kwakzalver Hans Christoffel Ludeman (1727).
Collega-weekbladschrijvers als Hermanus van den Burg en
Jacob Campo Weyerman bespotten Van Swaanenburg en zijn werk; de laatste noemt
hem de `halfmalle schribbelaar van de Herboore Oudheyt'. Dichters hebben
hem eeuwenlang verguisd; de classicist Sybrand Feitama noemde hem in een
grafschrift de `Aartspauker', en Johannes Kinker zag in hem een `door gebrek
aan alle zelfbeheersing geheel mislukte dichterlijke natuurdrift'. In het werk
dat zoveel weerstand heeft opgeroepen verwerpt Van Swaanenburg het polijsten
van verzen en de onderworpenheid aan regels, principes die hij belichaamd ziet
in de schrijver en criticus van De Boekzaal, David van Hoogstraten.
Daartegenover stelt hij inspiratie en extase. Zijn overtuiging wordt
gemotiveerd door de hermetische filosofie op naam van Hermes Trismegistos,
waarin lijdzame overgave en extatische terugkeer naar de goddelijke harmonie
kernthema's zijn. Het unieke satirisch-hermetische werk van Van Swaanenburg
dient men te beschouwen tegen de 18de-eeuwse achtergrond van deze
filosofie.