Plasse voltooide Starter de door Bredero niet afgemaakte
Angeniet (opgevoerd in 1623). In 1625 wordt hij geschiedschrijver van de
graaf van Mansfelt en later tevens courantier voor de levering van
oorlogsnieuws aan Broer Jansz. Sterft `in 't marcheren' tijdens Mansfelts
veldtocht in Hongarije. Zijn functie was toen `Commissary over the
Strangers'.
Starters debuut is vermoedelijk het lied `Klachte van
Cupido' in de verzamelbundel Apollo of Ghesangh der Musen (1615). Zijn
hoofdwerk, waaraan hij vooral zijn roem te danken heeft, is Friesche
lust-hof (1621) met vooral minneliederen, bruiloftsgedichten en
drinkliederen. De inhoud is vaak conventioneel. Berucht werd het boek vooral
door enkele der afzonderlijke bijgevoegde `Boertigheden', waaronder het meest
befaamd werd de levendige `Menniste vryagie', bewerkt naar een Engelse tekst,
maar misschien ingegeven door persoonlijke ervaringen met een huichelachtig
vroom `menniste zusje'. De melodieën zijn vaak van uitheemse (soms
Engelse) oorsprong; de grote verdienste van Starter is dat hij er zulke
uitstekend zingbare teksten bij heeft gedicht.
Voor de Leeuwarder kamer schreef Starter twee
tragikomedies. Timbre de Cardone (1618) is gebaseerd op een novelle van
Bandello, die ook door Shakespeare voor zijn Much ado about Nothing werd
gebruikt. Het tussenspel erin is `Een vermaecklijck sotte-clucht van een
advocaet ende een boer op 't plat Friesch'. Daraide (opgevoerd in sept.
1618 en in febr. 1621 in de Nederduytsche Academie) heeft als tussenspel de
platte `Klucht van Ian Soetekauw', geschreven in Amsterdams dialect.
Timbre is het drama van de beloonde deugd, Daraide, gemaakt naar
passages uit de roman Amadis de Gaule, is het drama van de tomeloze
wraakzucht. Het eerste stuk heeft nog een morele strekking, het tweede moest
voor de Franse calvinisten wel het toppunt van onzedelijkheid zijn.
Wsch. is Starter in zijn jeugd vroom orthodox geweest,
blijkens een lied van hem, uitgegeven in Nieuw-iaar lieden: Wthegheven by de
Nederduytsche Academi (1618), mogelijk van vóór 1614 en in
deze vorm niet opgenomen in de Friesche lusthof; later belijdt hij een
uiterlijk conventioneel geloof en ten slotte komt hij tot een humanistisch
getint religieus indifferentisme. Hij wordt een `bohémien avant la
lettre', een dichter die zich losmaakt van de geordende maatschappij en zich
aansluit bij een leger van huursoldaten, de paria's van die tijd.
Aanvankelijk had zijn poëzie, gezien de vele
herdrukken en de verwijzingen naar de door hem gebruikte melodieën veel
succes, maar in de 2de helft der 17e eeuw daalde zijn aanzien sterk, vooral
sedert een uitgever van D.R. Kamphuyzens Stichtelijke rijmen (1647)
onder diens poëzie, en gedekt door diens groot geestelijk gezag, opnam:
`Klachte van Ian Iansen Starter als uyt het graf ghedaen, over syn dertel en
ontuchtigh Liedt-boeck'. In 1658 kwam aan het licht dat deze scherpe satire van
de hand van Chr. van Langerack was, maar het gedicht bleef gehandhaafd in de
vele drukken van Camphuysens liedboek. Tot in A. Loosjes' roman Het leven
van Maurits Lijnslager (1808) bleef het vernietigend oordeel `Camphuysen'
doorwerken. Pas na de bloemlezing uit de Friesche Lusthof van W. Eekhoff
(1862) en de volledige uitgave door Van Vloten (1864) kwam er een kentering ten
goede in de waardering voor deze onmiskenbaar begaafde dichter.