Noordnederlands (Surinaams) dichter (Amsterdam
6.3.1751-Paramaribo 2.11.1805). Ging na de vroege dood van zijn ouders naar
Suriname (1768) en werd er planter; na twee korte reizen naar Holland, 1783 en
1784, woonde hij vanaf 1785 als koopman in Paramaribo, later tevens als Raad
bij het Hof van justitie. Van 1786 tot ongeveer 1790 was hij voorzitter van het
genootschap `De Surinaamsche Lettervrinden'.
Een deel van zijn werk bestaat uit
gelegenheidspoëzie, maar in zijn beste gedichten treft een bijzonder goed
gevoel voor de schoonheid van de tropische natuur, dat in brede ritmische
beschrijvingen tot uiting komt. Zijn verzen werden verzameld in Eerstelingen
van Surinaamsche mengelpoëzij (3 dln., 1783-1789), later aangevuld met
twee delen Surinaamsche mengelpoëzij (1802 en 1804).
Werken:
Redevoering over de oorzaken van 't verval en de middelen tot
herstel der volksplanting van Suriname (1784); Surinaamsche
buurtpraatjes (tussen 1789 en 1802).
Literatuur:
J. Voorhoeve, `De Surinaamse plantersletterkunde uit de 18e eeuw',
in Nieuwe Taalg., 48 (1955); F.J. van Wel, `Dichter P.F.R.', in
Schakels (1971); U.M. Lichtveld en J. Voorhoeve, Suriname: spiegel
der vaderlandse kooplieden (19802); A.N. Paasman, `Wat bezielde
de literaire kolonisten?', in OSO, Tijdschrift voor Surinaamse taalk.,
letterk. en geschiedenis, 1 (1982).
Auteursrechtelijk beschermd