Randwijk, Hendrik Mattheus van
Nederlands dichter en prozaschrijver (Gorinchem
9.11.1909-Purmerend 13.5.1966). Hoofd van een school in een Amsterdamse
volksbuurt en actief op sociaal gebied. Tijdens wo ii een van de belangrijke
figuren van de verzetsorganisatie `Vrij Nederland' en na de bevrijding de
eerste hoofdredacteur van het radicale weekblad dat het illegale blad van die
naam voortzette. Stichtte vervolgens de uitgeverij Djambatan-De Brug die zich
vooral op Indonesië richtte. Zijn stellingname in de
Indonesië-kwestie leidde tot zijn ontslag bij Vrij Nederland. Voor
wo ii behoorde Van Randwijk tot de protestants-christelijke groep rond
Opwaartsche Wegen. Zijn eerste gedichten werden gebundeld in Op
verbeurd gebied (1934). Hierin toont hij zich een strijdbaar
sociaal-christen, evenals in zijn sociale romans Burgers in nood (1936)
en Een zoon begraaft zijn vader (1938). Tijdens de oorlog schreef hij
het verzetsgedicht Celdroom dat, na zijn arrestatie door de Duitsers,
clandestien werd verspreid (1943). Al in 1941 had hij samen met Jan H. de Groot
en G. Kamphuis de eerste verzameling verzetspoëzie samengesteld onder de
titel Nieuw Geuzenliedboek.
Na de oorlog evolueerde hij tot overtuigd socialist. In
1967 verscheen In de schaduwen van gisteren, een kroniek van de
bezetting. In Heet van de naald werd een bloemlezing van zijn werk
bijeengebracht. Zijn Bericht aan de levenden wordt bij de
dodenherdenking op 4 mei voorgedragen met muziek van H. Henkemans. De tekst is
op de erebegraafplaats te Bloemendaal als herinnering aan wo ii
aangebracht.