Quintijn, Gillis Jacobsz.
Noordnederlands dichter (Haarlem, eind 16de eeuw-Den Haag
?, na 1633). Woonde lang als welvarend boekverkoper in zijn geboortestad. In
1624 liet zijn `moey', Cornelia Coymans, hem wegens een onbetaalde schuld
gijzelen. Hij zat bijna vier jaar gevangen, ondanks rekesten en felle
beschuldigingen van rechtsverkrachting, kwam pas door tussenkomst van Frederik
Hendrik vrij, en vestigde zich daarna in Den Haag.
Een aantal van zijn rekesten bundelde hij in 1633,
opgeluisterd met klinkdichten als De voor-lopende Hollandsche Wee! ende
Wraecke-klagt. Ook gaf hij een verhaal in 1000 verzen over de belegering
van Den Bosch, Oraniens overwinning van 's-Hertogenbosch (1629) uit, en
een in de gevangenis geschreven verhaal in verzen over de inname van Grol,
Oraniens Grolsgewin (1627). Eveneens in de gevangenis schreef hij De
Hollandsche Liis met de Brabandsche Bely, dat hij in 1629 met platen van
Adriaen van de Venne uitgaf. Dit wonderlijke boekje behandelt naast veel
bijwerk (vermaningen aan ouders, predikanten en overheid enz.) het losbandig
gedrag van de jeugd. Quintijn was een navolger van Cats, en in een van de
voorstukken, een gedicht van 58 strofen, spreekt hij Cats aan als zijn vereerde
leermeester.