Prins, Arij
Nederlands schrijver (Schiedam 19.3.1860-ald. 3.5.1922).
Stamde uit een oud koopmansgeslacht. Was kunstverzamelaar. Van 1885 tot 1905
verbleef hij te Hamburg als agent van zijn vader, die hij later als directeur
van een kaarsenfabriek te Schiedam opvolgde.
Debuteerde in 1885 als een der eerste Nederlandse
naturalisten met onder ps. A. Cooplandt gepubliceerde schetsen uit
arbeidersmilieus (Uit het leven, 1885) en propageerde tegelijkertijd het
Franse naturalisme theoretisch in kranteartikelen (in De Amsterdammer en
Het Nieuws van den Dag, 1885). Was bevriend met J.-K. Huysmans, de
Franse naturalist van Nederlandse afkomst, die omstreeks die tijd naar een
spiritualistischer levenshouding evolueerde. Deze bracht hem ertoe zich van het
naturalisme af te wenden. Na 1887 begon hij zijn inspiratie dan ook in een meer
fantastische, veelal in de me gesitueerde wereld te zoeken, zoals in de
verhalen uit Een koning (1897), o.m. `Sint Margareta' en in de roman
De heilige tocht (1911), verspreid gepubliceerd in De Nieuwe Gids,
Tweemaandelijksch Tijdschrift en De XXe Eeuw. Kondigde deze
romantisch-visionaire literatuur in menig opzicht de neoromantiek aan, in feite
ging het bij Prins niet zozeer om een gewijzigde psychische instelling dan wel
om de ontdekking van nieuwe stof, vol felle kleur en hartstochtelijke
bewogenheid, voor zijn bij uitstek visuele waarnemings- en beschrijvingskunst.
Hij ontwikkelde zich tot een der consequentste impressionisten in het
Nederlandse taalgebied, die door middel van een uiterst individueel taalgebruik
(ontwrichting van syntaxis, gewaagde neologismen) een maximale
aanschouwelijkheid poogde te bereiken.
Hoogtepunt was de moeizaam (in 12 jaar) gecomponeerde
roman De heilige tocht (handelseditie 1913; oorspr. in privé-druk
door Boutens), minder een afgerond en historisch gemotiveerd verhaal dan wel
een reeks kleurige visioenen uit de kruistochtentijd, geheel aan schilderijen
ontleend en losweg bijeengehouden door de lotgevallen van een ridder die, na
een christen edelvrouw te hebben gered uit Saracenenhanden, wordt vergiftigd.
De individuele, met gezochte termen zwaar overladen stijl bemoeilijkt de
lectuur aanzienlijk, zodat het boek hoogstens nog als impressionistisch
curiosum kan gelden.
Met Herman Robbers en Jac. van Looy was Prins oprichter
van de Vereniging van Letterkundigen (1905).