Luyken, Jan
Ook Joan of Johannes Luiken, Noordnederlands dichter en
etser (Amsterdam 16.4.1649-ald. 5.4.1712). Werd door zijn vader, schoolmeester
en stichtelijk publicist, opgevoed in doopsgezind-piëtistische trant.
Opgeleid tot schilder toonde hij zich al jong een begaafd lyrisch dichter; in
1671 publiceerde hij het bundeltje Duytse lier, een cyclus amoureuze
liederen. In zijn tweede bundel, Jezus en de ziel (1678), heeft Luyken
zich geheel afgewend van de wereld. In de tussenliggende jaren vallen zijn
huwelijk, de geboorte van zijn zoon en zijn bekering tot een mystiek-gericht
geloof dat men zowel christocentrisch als pantheïstisch kan noemen, en
waarop de destijds vooral in Amsterdam vereerde Duitse mysticus Jacob
Böhme grote invloed heeft uitgeoefend.
De gravures in Jezus en de ziel zijn nog ontleend,
maar met de bundel Voncken der liefde Jesu (1687) zet Luyken de traditie
van de emblemataboeken op oorspr. wijze voort, omdat hij als etser, dichter en
mysticus de maker is van de hele bundel, en op die manier een ongekende eenheid
tot stand bracht. Vanaf Het menselyk bedryf (1694; nog in een deel van
de eerste druk herdoopt tot Spiegel van 't menschelyk bedryf), bestaande
uit honderd prenten van ambachten met in de plaat geëtste zesregelige
onderschriften, is het vooral de huiselijke realiteit die hem de gegevens
verschaft voor zijn prenten en als zinnebeeldige interpretatie daarvan tevens
de stof voor zijn poëzie. Het is niet uit te maken, wat primair was; wsch.
heeft hij zowel prenten bij gedichten als gedichten bij prenten ontworpen.
Later verschenen de bundels Beschouwing der wereld (1708), Het
leerzaam huisraad (1711) en De bykorf des gemoeds (1711). Getuigend
en beschouwelijk neigt dit populair geworden werk vaak naar het didactische;
soms echter verheft het zich tot een hoogte van religieuze emotie, waardoor
Luyken een eigen plaats inneemt in de lange traditie van de Nederlandse
godsdienstige lyriek. Zowel in zijn bundels als in talrijke door hem verluchte
uitgaven, is zijn zoon Caspar (gest. 1708) hem als etser behulpzaam geweest; de
ontwerpen evenwel waren steeds van de hand van de vader.
Luykens roem als lyrisch dichter berust ten onrechte
vrijwel geheel op de Duytse lier, mede dank zij moderne herdrukken
ervan. Hijzelf heeft - volgens zijn vroegste biograaf in de na zijn dood
verschenen bundel Des menschen begin, midden en einde (1712) - getracht
dit vroegarcadische boekje aan de openbaarheid te onttrekken. Maar behalve de
druk van 1671 - met twee versch. titelbladen, bij twee versch. uitgevers - is
er een druk van 1708. Verder zijn er exemplaren met de jaartallen 1729, 1730 en
1732. De druk van 1783 noemt zich `tweede druk'. In 1977 verschenen er
facsimile-uitgaven van al zijn bundels.