Loots, Cornelis
Noordnederlands dichter (Amsterdam 6.6.1765-ald.
10.10.1834). Autodidact; reeds vroeg te werk gesteld op een handelskantoor;
boekhouder en later makelaar. Door lectuur van Vondel tot de poëzie
gebracht; ontwikkelde zich onder leiding van de boekverkoper P.J.
Uylenbroek.
Zijn talrijke lierzangen en leerdichten (De
dwingelandij, 1800; Lof van den burgerstand, 1809; De
slavenhandel, 1814 e.a.) kenmerken hem als representant van de verlichting.
Als patriot toont hij zich een aanhanger van de Bataafse omwenteling
(Aanspraak aan het Bataafse volk wegens de aanneming der Staatsregeling,
1798), doch tegenover de toenemende Franse invloed hield hij het
oud-vaderlandse ideaal hoog, reden waarom Potgieter hem later zou bewonderen
(De Batavieren, ten tijde van C. Julius Caesar, 1805; De Hollandsche
taal, 1814).
Evenals zijn vrienden Tollens en Helmers (met wiens
zuster Elisabeth hij in 1803 huwde) trad hij met zijn werk op in de Hollandsche
Maatschappij van fraaie kunsten, Felix Meritis en de Maatschappij tot Nut van
't Algemeen. In zijn dagen stond Loots als dichter hoog in aanzien; gedurende
de tijd van nationale vernedering liet hij met zijn vaderlandse kunst een
krachtig geluid horen, doch door zijn breedsprakigheid en conventionele
dichterlijke taal verouderde zijn werk spoedig.