bewogen
experimentele dichter, vervuld van hetzelfde elan en revolutionair taalgebruik
als Lucebert en Jan Elburg met wie hij o.a. een soort groep vormde: de
vijftigers. Als redacteur van het tijdschrift Podium in de jaren vijftig
en als criticus werd hij zelfs de belangrijkste pleitbezorger van de
experimentelen, getuige zijn inleiding bij de bloemlezing Vijf 5-tigers
(1955).
Toch werd al in Het gebruik van woorden duidelijk
dat Kouwenaar een eigen weg zou gaan, die hem van een collectieve actualiteit
zou afvoeren en die meer werd gericht op het taalgebruik in poëzie. Een
titel als `Een gedicht als een ding' laat zien waar zijn nieuwe programma op
uit is: het gedicht zelf moet werkelijkheid worden, al moet de afstand tot de
echte realiteit, die ongrijpbaar is, zo klein mogelijk worden gemaakt.
Vanaf de bundel De stem op de 3e etage (1960) is
dit streven naar autonome, voor zichzelf sprekende poëzie steeds sterker
geworden. Het ontbreken of wegwerken van directe aanleidingen als emoties of
levensfeiten leidde tot een op het eerste gezicht moeilijk toegankelijke
poëzie. Volgt men echter de reeks bundels met aandacht dan leiden bepaalde
taalprocédés en sleutelwoorden tot inzicht. Kouwenaar maakt
veelvuldig gebruik van omkeringen (wit getransformeerd in zwart),
overgangstoestanden (zacht wordt hard), paradoxen en misspellingen (niets wordt
niest, gedicht wordt gedacht) om de Don Quichotachtige poging om van iets
abstracts iets concreets te maken en om met woorden stof te maken, reliëf
te geven. De niet te beantwoorden vraag: hoe verander je taal die geconsumeerd,
verbruikt wordt tot iets duurzaams, lost hij behalve in de genoemde
taalprocédés ook op door een reeks van woorden uit de
consumptiesfeer (met name brood en vlees, die hun weggewerkte aanleiding vinden
in de hongerwinter en het Zweedse broodbombardement dat het begin van de
vrijheid betekende) uit hun gebruikelijke betekenis te halen en met geheel
andere woorden te verbinden.
Gaandeweg is de waardering voor Kouwenaars dingmatige
poëzie, die in de verte verwant is aan de poëzie van de Amerikaanse
dichter Wallace Stevens, nationaal en internationaal gegroeid. Zijn dichterlijk
oeuvre werd bekroond met de P.C. Hooftprijs (1970), nadat zijn taalvermogen al
eerder was gehonoreerd door de Nijhoffprijs (1967) voor zijn vertalingen van
toneelstukken van o.a. Brecht en Dürrenmatt.