Krol, Gerrit
Nederlands prozaschrijver en dichter (Groningen
1.8.1934). Studeerde wiskunde. Bezocht in dienst van de Shell o.a. Zuid- en
Noord-Amerika. Werkzaam als computerdeskundige bij de nam.
Schreef aanvankelijk vrij conventionele verhalen
(Kwartslag, 1964, gedeeltelijk herdrukt in de verzamelbundel Halte
opgeheven en andere verhalen, 1976) en poëzie (Een morgen in
maart, 1967), met latere meer weerbarstige verzen opgenomen in Polaroid
Gedichten 1955-1976 (1976). Toch bevat zijn eerste proza, met name het
romandebuut De rokken van Joy Scheepmaker (1962) en de novelle De
zoon van de levende stad (1966) al enkele van de elementen die zo'n
belangrijke bijdrage leveren aan het geheel eigen karakter van zijn latere
boeken: een onophoudelijk reflecterend bewustzijn als centrum van een
alledaagse, desondanks als een wonder ervaren werkelijkheid, die in korte,
stugge notities wordt vastgelegd.
Het gemillimeterde hoofd (1967), dat zich
concentreert op de verhouding taal/werkelijkheid, betekent door een
collage-achtige rangschikking van verbale, mathematische en illustratieve
informatie-elementen een bevrijding van de traditionele vertelstructuur, een
bevrijding die zich in De ziekte van Middleton (1969) op gelijksoortige
wijze uitviert in de vanuit steeds wisselende invalshoeken getekende verhouding
tot de vrouw als erotische partner - een ook in ander werk telkens terugkerende
fascinatie.
In later werk treedt weer een verstrakking van de vorm
op, maar karakteristiek blijft de fragmentarische bouw die door een met de
schijn van autobiografische authentici-