Huydecoper, Balthazar
Noordnederlands taal- en letterkundige (Amsterdam
10.4.1695-ald. 23.9.1778). Afkomstig uit een patriciërsgeslacht. Schreef
op jeugdige leeftijd De triompheerende standvastigheid of verijdelde
wraakzucht (1717) en het karakteristieke en veelgespeelde drama in
Frans-classicistische stijl Achilles (1719), gebaseerd op de
Ilias, dat ruim een eeuw repertoire hield en waarin de grootste
toneelspelers van die tijd (o.a. Jan Punt) triomfen vierden. Het volgende stuk,
Arzaces (1722), had minder succes.
Dank zij zijn tweeledige bewerking van Horatius, in proza
(1726), in poëzie (Hekeldichten, brieven en dichtkunst van
Horatius, 1737), en zijn uitvoerige beschouwingen inzake Vondels
Ovidiusvertaling (Proeve van taal- en dichtkunde..., 1730), ontwikkelde
Huydecoper zich tot een gezaghebbend kunstkenner, tot wie bijv. Willem van
Haren zich richtte tijdens het schrijven van zijn Friso.
Huydecoper bezorgde een uitgave van de Brieven van
P.C. Hooft (1738), en een uitvoerig geannoteerde kritische editie van de
Rijmkroniek van Melis Stoke (1772). In 1766 behoorde hij tot de
oprichters van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, waaraan hij een
belangrijk deel van zijn kostbare verzameling naliet. Zijn werk vormt tegelijk
begin- en hoogtepunt van de wetenschappelijke beoefening van de Nederlandse
taalkunde en de poëtica, en de vaderlandse geschiedenis, overeenkomstig de
normatieve opvattingen van zijn eeuw. Zijn rijk archief, met dozijnen brieven
en enige onuitgegeven hss., werd door Henri A. Ett in 1945 aangetroffen in het
huis Goudenstein (bij Maarssen).