lariteit verwierf Heijermans met de Schetsen die hij tussen 1894 en
1911 onder het ps. Samuel Falkland publiceerde in het dagblad De
Telegraaf, en later in het Algemeen Handelsblad (de zgn.
Falklandjes, 660 stuks, gebundeld in 18 delen, 1894-1911).
Heijermans' grootste betekenis ligt op het gebied van het
toneel. Hij bezat een feilloos dramatisch instinct en wist dat de taal die zijn
figuren zouden spreken, niet literair bepaald moest zijn en moest voortkomen
uit hun gebaar: woord en gebaar dienden één te zijn. In een tijd
waarin de stijlwisselingen van realisme tot expressionisme elkaar in snel tempo
opvolgden koos hij uit de artistieke mogelijkheden wat voor hem geschikt en
tevens typisch Nederlands was. Ibsen was zijn vroedmeester (getuige Dora
Kremer, 1893) en zijn ontwikkeling lijkt op die van Gerhart Hauptmann. Wat
klimaat en vorm betreft is het Nederlandse werk ondenkbaar zonder het Duitse.
Maar de verschillen prevaleren: Heijermans is veel directer, concreter en meer
geëngageerd. In de dramatische structuur schijnt hij de lijn
Tjechov-Maeterlinck voort te zetten, doordat bij hem niet meer de nadruk valt
op de ontwikkelingen en afsluiting van een handeling, maar op de uitbeelding
van een situatie in een milieu. Het dynamische principe wordt vervangen door
het statische. Daarbij is een episch streven merkbaar om de versch. milieus te
bundelen tot één groot geheel. Niet voor niets heet Op hoop
van zegen (1900) een spel van de zee, Ora et labora (1901) een spel
van het land, Bloeimaand (1903) een spel van de stad, en
Gluckauf! (1911) een spel van de mijnen.
Binnen dit grote verband laat Heijermans zien dat
sociaal-economische machten indien ze overheersend zijn, de natuurlijke banden
tussen de mensen kunnen verscheuren. Maar ook dat geen armoe en ellende de
opgaande zon kunnen verduisteren in de mens die geleerd heeft over de dingen
heen te lachen (De opgaande zon, 1908: Eva Bonheur, 1916).
Heijermans is geen tekenaar in zwart en wit. Pastoor Bronk (Allerzielen,
1905) en reder Bos (Op hoop van zegen) zijn niet zonder meer slecht; ze
kunnen niet anders, ze zijn maatschappelijk gebonden. Maar ook Kniertje (Op
hoop van zegen) is niet goed zonder meer, zij is eerder een beeld van
fatale berusting.
Naast sociaal-realistisch toneelwerk schreef Heijermans
stukken met een sprookjesachtige sfeer, zoals Uitkomst (1907), of het
satirische De wijze kater (1917), die echter steeds door het
allegorische karakter ervan de sociale strekking behouden. Dat geldt ook voor
zijn satirische komedies, De groote vlucht (1908) en Eva
Bonheur.
Na de slechte ontvangst van zijn eerste stuk, Dora
Kremer, creëerde hij onder ps. Ivan Jelakovitsch een dramatische
schets uit de Russische jodenvervolgingen, Ahasverus (1893), die
geestdriftig werd toegejuicht. Triomfantelijk maakte Heijermans later zijn
auteurschap bekend. Vijf jaar later begon hij regelmatig dramatisch werk te
leveren nadat hij in de Nederlandsche tooneelvereeniging een gezelschap
gevonden had dat adequate vertolkingen van zijn scheppingen kon en wilde geven
(Ghetto, 1898; Schakels, 1903).
Ook het buitenland erkende Heijermans' dramatische
capaciteiten door opvoeringen van zijn werk tot in Rusland, Israël en
Japan toe. Terwijl de jaren dertig tot vijftig een stilstand in de waardering
door zijn landgenoten te zien gaven, bracht het herdenkingsjaar 1964 een
opleving.
Op hoop van zegen is een spel van de zee in vier
bedrijven, geschreven oktober/december 1900, het eerste gespeeld op 24 december
1900 te Amsterdam. Heijermans is hier van een actueel motief uitgegaan, reeds
door Ibsen in `Steunpilaren der maatschappij' (1877) gebruikt, dat der
`drijvende doodkisten'. Maar hoewel het op zijn weg gelegen had er uitsluitend
een fel anti-kapitalistisch stuk van te maken (en die strekking is mede
aanwezig), heeft hij toch een eenzijdige afschildering van of goede of slechte
mensen vermeden. Reder Bos is een man die zich met moeite omhooggewerkt heeft
en nu het verworvene niet prijs kan geven. Evenals Kniertje en de andere
vissersvrouwen is hij aan een fatum onderworpen: de maatschappelijke
bepaaldheid. Het is niet ondenkbaar dat de Ierse auteur J.M. Synge door
Heijermans' drama werd geïnspireerd tot zijn eenakter Riders to the
Sea (1904), waarin - zij het op andere wijze en met andere gezindheid - de
verhouding mens-zee wordt uitgebeeld. Aangezien Brecht van Synge's werk een
zelfstandige bewerking heeft gemaakt (Die Gewehre der Frau Carrar, 1938)
zou er van een indirecte band tussen de Nederlandse en Duitse dramaturg sprake
kunnen zijn. De naam van Heijermans raakte door dit stuk over de hele wereld
bekend.