Haren, Onno Zwier van
Noordnederlands dichter (St. Anna Parochie
2.4.1713-Wolvega 2.9.1779). Broer van Willem van Haren. Studeerde rechten;
vervulde van 1739-1761 belangrijke generaliteitsfuncties en was van 1742-1779
grietman van West-Stellingwerf. Onder zijn vriend Willem iv en prinses Anna
speelde hij een leidende rol als edelman van de Friese hofpartij. Werd in 1760
beschuldigd van incest met twee van zijn dochters en werd daarom de toegang tot
de Staten Generaal ontzegd. Begint in 1761 een nieuw leven als landedelman en
dichter. In oktober 1762 wordt over de incestzaak door het Hof van Friesland
het `non liquet' uitgesproken.
Afgezien van een Latijns lijkdicht voor F. van Grovestins
(1731), verscheen zijn eerste publikatie in 1761: Deductie voor Jr. O.Z. van
Haren [...] ter zyner noodwendige zuiveringe, van de lasterlyke
geruchten en imputatiën, tegen hem verspreid en ingebragt. In het
totaal verschenen er naar aanleiding van de incestaffaire 90 geschriften. Zijn
literaire debuut is de classicistische Lykreeden over wylen Syne Hoogheid
Willem de IV (1766). Het toneelstuk Agon, sulthan van Bantam
behandelt een episode uit de Nederlandse koloniale geschiedenis van de 17de
eeuw, maar is tevens een apologie voor hemzelf. Het stuk werd in het Frans
vertaald. Het dichtwerk in 20 zangen, Aan het vaderland (1769),
verheerlijkt het nationaal en godsdienstig vrijheidsideaal belichaamd in de
Geuzen en Oranje. Het is een eerste aanzet tot het grotere gedicht De
Geusen (1771) dat in 1776 zijn definitieve vorm kreeg als De Geusen.
Proeve van een vaderlandsch gedicht. Het is een cyclus van 24
vaderlands-historische lierzangen, waarin de nadruk ligt op de vrijheidsstrijd
van de Watergeuzen, maar waarin ook de intocht van Willem iv in Amsterdam door
Hoop in een droomvisioen wordt getoond aan Willem van Oranje te Dillenburg. Het
gedicht is opgebouwd uit strofen van tien viervoetige jambische verzen.
Willem de Eerste, Prins van Oranje, treurspel in drie bedrijven (1773)
is evenals de Agon een Frans-classicistisch toneelstuk, gebaseerd op
nationaal-historische stof. Een gelegenheidsblijspel, nl. een spel ter viering
van het tweede eeuwfeest van de Unie van Utrecht, is Pietje en Agnietje, of
de doos van Pandorra (1779). Ook in dit stuk grijpt Van Haren de
gelegenheid aan om te wijzen op de kracht van het nationale verleden, die
volgens hem werd gevoed door eenvoud en trouw aan de Oranjes.