Haren, Willem van
Noordnederlands dichter (Leeuwarden 21.2.1710-St.
Oedenrode 4.7.1768). Broer van Onno Zwier van Haren. Stamde uit een adellijk
Fries geslacht, studeerde rechten en werd in 1728 grietman van Het Bildt, in
1740 lid van de Staten Generaal en in 1747-1748 gedeputeerde te velde. Verarmd
door een pachtersoproer en ongelukkig door zijn mislukte huwelijk pleegde hij
zelfmoord.
In 1741 verscheen zijn eerste belangrijke gedicht, het
epos in twaalf boeken, Gevallen van Friso, koning der Gangariden en
Prasiaten, gebaseerd op een sage uit oude Friese kronieken. Het kan
beschouwd worden als een soort `vorstenschool', waarin Van Haren gebruik maakt
van Indische wijsheid, Perzische religiositeit en Romeinse wetgeving om een
pleidooi te houden voor de deugd, zoals die door vorst en onderdanen zou dienen
te worden nagestreefd. De tekst werd gecorrigeerd door Van Harens letterkundige
vriend Balthazar Huydecoper. In 1758 verscheen een sterk gewijzigde versie, in
tien boeken `beschaafd' en `verschaafd'.
De belangrijkste jaren van zijn dichterschap waren 1742
en 1743. Als anti-Frans en prinsgezind staatsman maakte hij de poëzie
dienstbaar aan zijn politieke opvattingen. In 1742 verscheen zijn gedicht
Leonidas, een sleutelgedicht waarin hij het Nederlandse volk opwekte om
Maria Theresia als koningin van Hongarije de vroeger beloofde hulp te verlenen.
In enkele dagen werden er duizenden exemplaren van verkocht en de schrijver
bereikte zijn doel; in 1743 wierven de Staten hulptroepen aan. Met twee andere
gedichten diende het als toevoeging bij de Friso. Er verschenen zoveel
lof- en schimpdichten dat er vier bundels van tezamen 374 bladzijden van werden
samengesteld: De vier uitmuntende gedigten [...] alsmede alle de
lofdigten die voor en tegens dezelve zyn uitgegeven (1742). In hetzelfde
jaar verscheen zijn aanklacht tegen een der ergste wandaden uit de Nederlandse
koloniale geschiedenis: Gedicht op den moord gepleegd aan de Chineesen te
Batavia den IX Octob. Anno 1740. In 1760 verscheen het gedicht Ode. Het
menschelyk leeven, een elegie, waarin de dichter zijn rampspoedig leven nog
eens overzag: een der fraaiste 18de-eeuwse classicistische Nederlandse
gedichten.