bliceerde roman Villa des Roses. Herinneringen uit zijn Parijse tijd
vormen de achtergrond van deze geschiedenis van gefrustreerde levens in een
pension.
Pas in 1921 publiceerde hij weer twee romans: Een
ontgoocheling (geschreven in 1914) behandelt het dubbele fiasco van een
burgerman wiens zoontje op school mislukt (zoals Elsschot op het atheneum, zij
het minder catastrofaal), en die zelf wordt uitgerangeerd als voorzitter van
een kaartclub. De verlossing behandelt de noodlottige vete tussen twee
keiharde karakters: een winkelier-vrijdenker en een dorpspastoor, met als
triest naspel het verdere leven van de bigotte dochter die voor de zonden van
haar vader wil boeten. Met Lijmen (1924) beginnen de ik-romans, waarin
de schrijver zich vertoont in de gedaante van de schuchtere, in de grond
fatsoenlijke Frans Laarmans, met als zijn alter-ego de doorgewinterde zakenman
Boorman. Hoewel de literaire waarde van Lijmen tegenwoordig niet meer
wordt betwijfeld, was de weerklank ten tijde van de publikatie gering.
Lange tijd deed de auteur niet meer van zich horen,
totdat hij tien jaar later op instigatie van Greshoff tot nieuw werk kwam.
Vooral door de invloed van het tijdschrift Forum kreeg hij van toen af
de waardering die hij verdiende. Met Kaas (1933) herleefde de verteller
Laarmans als de eenvoudige handelscorrespondent die zich een agentuur laat
aanleunen. De roman is een kostelijke persiflage op de snobistische, maar in
wezen zo beperkte bonvivants die de zakenwereld bevolken, de vriendenkring van
Schoonbeke. Een jaar later volgde Tsjip, waarin Laarmans' dochter
(evenals die van Elsschot) na veel hindernissen trouwt met een Poolse jongen.
Laarmans kan zijn geluk niet op als dan zijn kleinzoon, die hij `Tsjip' noemt,
komt logeren. Pensioen (1937) verhaalt op wrange wijze de misplaatste
liefde van een moeder voor haar krijgsgevangen zoon die, ironie van Elsschot,
in den vreemde aan griep sterft, waarna verwikkelingen volgen rond een
pensioentje tussen haar en de ongehuwde moeder van haar kleinkind.
Het aan Menno ter Braak opgedragen Het been (1938)
sluit aan bij Lijmen, zoals De leeuwentemmer (1940) een vervolg
genoemd kan worden op Tsjip. In de novelle Het tankschip (1942)
zien we hoe het uitbreken van wo ii rijkdom brengt aan een commercieel
aangelegde zwager van Laarmans.
Met de novelle Het dwaallicht (tijdens de oorlog
geschreven, in 1946 uitgegeven) besloot de auteur zijn literaire werk, dat ter
gelegenheid van zijn 75ste verjaardag in 1957 werd bijeengebracht in het
Verzameld Werk, en dat sindsdien enkele malen werd herdrukt.
Elsschot werd onderscheiden met de Letterkundige prijs
van de provincie Antwerpen (1934), de Interprovinciale prijs (1938), de
Driejaarlijkse staatsprijs voor het proza (1948) en de Constantijn Huygensprijs
(1951). Zijn werken werden vertaald o.a. in het Duits, Frans, Tsjechisch en
Deens.