Literatuur:
H. Logeman, Elckerlijc-Everyman (1902); L. Willems,
Elckerlijc-Studiën (1934); E.R. Tigg, `Is Elckerlijc prior to
Everyman?', in Journal of English and Germanic Philology (1939) en
Neophilologus (1941); H. de Vocht, Everyman (1947); J. van
Mierlo, De Prioriteit van Elckerlijc tegenover Everyman gehandhaafd
(1948); R.W. Zantvoort, in Études Anglaises (1953); J.J. Mak,
Uyt Ionsten Versaemt (1957); R. Vos, `Over de Elckerlijc, de Elckerlijc
als allegorisch spel', in Spiegel der Letteren, 9 (1965-1966); Idem, `De
leeftijd van Elckerlijc', in Nieuwe Taalg., 59 (1966); J.B. Drewes, in
Jaarboek De Fonteine (1968); A. van Duinkerken, De Stijl van
Elkerlijk (1968); M.J.M. de Haan, `Elckerlijc is niet
iederéén', in In navolging (1975); Meta, 10
(1975-1976), Elckerlijc-nummer; G. Cooper en C. Wortham, `Introduction', in
Idem, The summoning of Everyman (1980); T.W. Best, `Herald of death in
Dutch and German Everyman plays', in Neophilologus, 65 (1981); E.
Fuhrich-Leisler, `Zur Geschichte des Jedermann-Motivs', in W.E. Ymill en P.
Howe (ed.), Hugo von Hofmannsthal (1874-1929) (1981); L. Swerts, `Peter
van Doorland en Elckerlyc', in Tijdspiegel, 37 (1982).
[A. van Elslander]