Daum, Paulus Adrianus
Nederlands journalist en romanschrijver ('s-Gravenhage
3.8.1850-Laag-Soeren 14.9.1898). Eerst werkzaam bij de spoorwegen te Utrecht,
daarna redacteur van het dagblad Het Vaderland. In 1878 vertrok hij als
journalist naar Nederlands-Indië. Hij was eerst redacteur van het
Semarangse dagblad De Locomotief en daarna van Het Indisch
Vaderland. In 1885 richtte hij het Bataviaasch Nieuwsblad op,
waarvan hij tot zijn dood hoofdredacteur bleef. Daum schreef onder het ps.
Maurits een tiental romans, die eerst als feuilleton in zijn krant
verschenen.
Daum die zich erop beroemde alle romans van Zola te
hebben gelezen, ging evenals deze van de werkelijkheid uit. Hierin ligt een
verklaring van zijn populariteit in Indië; de Europese samenleving
herkende niet alleen personen en toestanden, maar ook zichzelf. Daum was geen
psycholoog, maar een uitstekend mensenkenner. Hij geeft geen karakteranalyses,
hij zet zijn figuren alleen neer zoals ze zijn, met hun kleine en grote
hebbelijkheden. Hij haatte ze niet, hij kon ze ook niet liefhebben, maar
slechts als een sceptisch schrijvend toeschouwer om hen glimlachen.
Al zijn boeken eindigen met een ontgoocheling, met
eenzaamheid en vaak ook met een volledig verval. Met zijn scherpe kijk op het
Indische leven van de jaren tachtig, was Daum bijzonder gevoelig voor dit
`Indische verval' van een hele familie, zoals de Uhlstra's in zijn roman
`Ups' en `Downs' in het Indische leven (1892) of van één
mens zoals Van Brakel in H. van Brakel, ing. B.O.W. (eigenlijk het derde
deel van de tetralogie In en uit 's Lands dienst, 1889-1890). In zijn
romans is hij een geboren verteller, de onovertroffen kroniekschrijver van
`tempo doeloe', bij iedereen bekend als `Pa'tje Daum'. Door zijn
feuilletonistische werkwijze is zijn werk niet altijd van dezelfde kwaliteit,
maar elk boek bevat bladzijden die blijk geven van zijn uitzonderlijk
schrijftalent.
Na zijn dood raakte hij vergeten tot hij in 1930
herontdekt werd door Du Perron, terwijl er omstreeks 1980 zelfs sprake is van
een hausse in de waardering die men voor zijn werk heeft.