eveneens een volksliedje als grondslag en is minder een blijspel dan een wrang
stuk realisme; een boef in grote stijl, wiens kansen op plundering aanmerkelijk
zijn verminderd door het bestand, onderneemt na enkele kleine oneerlijke
avonturen opnieuw ten bate van zijn weelderige geliefde een roofoverval, maar
wordt gepakt, gevangen en gehangen, na nog op het uiterste in de steek te zijn
gelaten door de wufte vrouw. Met deze twee spelen, de oudste `burgerlijke' in
West-Europa, maakte Coster een aanvang met het echt Nederlandse toneelspel
zoals dit in de eerstvolgende jaren door Bredero en Hooft werd voortgezet en
voltooid.
Van Costers hand is eveneens het eerste `klassieke'
treurspel in het Nederlands: Ithys, waarschijnlijk in 1615 door
d'Eglantier vertoond. Hoewel grotendeels in de stijl van de pastorale, is het
een uitermate bloedig drama, ontleend aan een der wreedste episoden uit de
Metamorphoses van Ovidius: het verhaal van Tereus en Procne.
Omstreeks 1615 werden de verhoudingen in d'Eglantier
slechter; oud botste op nieuw, Hollands op uitheems, domme zelfoverschatting op
kritisch talent. Plannen van Hooft tot reconstructie van de `oude kamer' liepen
op niets uit. In 1617 kwam de breuk: een kleine groep begaafde leden, waarbij
Hooft en Bredero, stichtte onder Costers leiding de `Duytsche Academie', met de
bedoeling niet alleen poëzie en toneel te beoefenen, maar bovendien
wetenschappelijke voorlezingen te organiseren in het Nederlands; de
universiteiten van Leiden, Franeker, Harderwijk en Groningen gaven hun colleges
in het Latijn.
In november 1617 werd een nieuw klassiek drama van Coster
gespeeld: Iphigenia. Doordat het in Griekse vermomming duidelijk de
godsdiensttwisten en de fanatieke drijverij der calvinistische predikanten
hekelde, beklaagden dezen zich onmiddellijk bij de burgermeesters en kreeg de
Academie niet ten onrechte de naam antiklerikaal te zijn. Succesrijke
opvoeringen van wuft geachte spelen zoals Bredero's Spaanschen Brabander
en Hoofts Warenar hebben die naam niet verbeterd. De dood van Bredero,
augustus 1618, de tragische politieke gebeurtenissen uit diezelfde maand, de
terechtstelling van Oldenbarnevelt, mei 1619, en de machtsversterking van de
contraremonstranten hebben de kansen van de Academie beperkt.
Waarschijnlijk steeds meer in beslag genomen door zijn
medische taak, heeft Coster in later jaren weinig gepubliceerd, al verzorgde
hij nog herdrukken van zijn vroegere spelen en al bleef hij levenslang met de
voornaamste Amsterdamse letterkundigen bevriend. De werkelijke vervulling van
de doeleinden der Academie kwam in 1632 en 1637, toen het Athenaeum Illustre en
de nieuwe Schouwburg werden opgericht. Maar het was niet Samuel Coster zelf,
die dit tot stand bracht; een jongere generatie verwezenlijkte wat hij eens had
gewild.