Coole, Marcel Jozef
Vlaams dichter en toneelschrijver (Kortrijk 21.8.1913).
Debuteerde in 1933. Zijn eerste bundels zou men ongeremde gevoelsuitingen
kunnen noemen. Daarop volgt een periode van lange epische gedichten, w.o. De
zonneblinde ruiters (1937) en De minnaars van Teruel (1938), later
gevolgd door Ballade van den eeuwigen vrede (1943) en Eurudike
(1945). Maar intussen waren de bundels Moederschap (1939),
Vaarwel... (1941) en Loutering (1941) verschenen.
Coole heeft voortdurend gevochten om zijn gevoel te laten
beheersen door zijn rede. Zijn volgende bundels heten dan ook Het gevecht
met het hart (1943) en In de klem der tederheid (1951).
Langzamerhand verlaat hij de prosodische vorm voor een vrijere. Kaluwa
(1957) echter bevat een reeks realistische Congo-gedichten. Daarna zwijgt de
dichter tien jaar lang. Met Escalade (1967) zet hij een geheel nieuwe
periode in: verrassende eigentijdse beelden in een volkomen vrije vorm.
Centrifugaal (1969), bekroond met de poëzieprijs Heideland voor
Zuid en Noord, is de evolutionele consequentie daarvan. In de verstilde, meer
toegankelijke gedichten van Schuilen onder de regenboom (1974) zijn
herinneringen verwerkt. Deze bundel bevat, samen met de ongebundelde, weer meer
prosodische verzen in zijn Verzamelde gedichten (1980), zijn rijpste
werk. Hij heeft nu een stabiel taalevenwicht voor een existentiële
levensaanvaarding bereikt, al blijkt het gevecht van het `koele denken' tegen
hart en verbeelding nog niet uitgestreden. Coole schreef ook een paar
toneelstukken: Achnaton (1955) en Dit moeilijk leven (1955)
waarin hij vooral uiting geeft aan zijn humanistische levensvisie.