Brabant, Luc(ien) Jules Ernest Marie van
Vlaams dichter (Lokeren 10.10.1909-Veurne 12.5.1977).
Fotograaf en opticiën. Noemde zijn eerste bundels Op de hielen van mijn
leven (1934) en Verzen van tussen de dagen (1935). Zijn
uiteindelijke stijl legde hij vast in Brieven zonder zegel (1936) en
Zeven ellen liefde (1940). Sindsdien schreef hij Klein viaticum
(1945), Het hart van buskruit, een bloemlezing uit vorige bundels en
nieuwe gedichten (1952), en Verzen bij moeders dood (1961). Zijn stijl
is uniek in de Belgische poëzie.
Overheersend zijn een sterke scepsis en een even sterke
sensualiteit, in zijn eerste werken niet vrij van een zekere opzettelijkheid.
Geleidelijk verzachtte zijn sarcasme tot milde ironie, ook zelfironie, en
ingehouden tederheid. Zijn gedichten hebben meestal een sterk ritme, de beelden
zijn scherp getekend. Hij vertaalde (met commentaar) De vijfentwintig
sonnetten van Louize Labé (1960). Over deze Franse dichteres schreef
hij het merkwaardige werk in twee delen Louize Labé, Lionnoize, haar
leven, haar liefde, haar werk. (Deel i: De jeugdjaren; Deel ii:
Glorie en ondergang), oorspronkelijk in het Nederlands, maar opnieuw in
het Frans geschreven onder de titels: Les baisers littéraires et le
salon de Dame Louize Labé (1967) en Présence de Louize
Labé au coeur de l'oeuvre de Clement Marlo (1969).