Noordnederlands prozaschrijver (Haarlem 24.6.1590-ald.
29.7.1632). Was predikant in zijn geboorteplaats; schreef stichtelijke en
nationaal getinte gedichten waarmee hij bij zijn tijdgenoten een zekere naam
maakte. Opzien baarde Ampzing door zijn in 1629 tegen Vondel gerichte
Eerverdediginge tegen de Arminiaensche grimmigheijd, wegens diens aanval
op de contraremonstrantse predikant Boogaert. Het bekendst werd hij door zijn
Beschrijvinge ende lof der stad Haerlem (1628). In zijn Taelbericht
der Nederlandsche spellinge (1628) pleit hij voor een zuiver
taalgebruik.
Werken:
Rijm-catechismus (1624); Bijbel-poezije (1624);
Westindische triumphbazuin op de verovering van de zilveren vloot
(1629); Naszousche lauren-kranze (1629).
Literatuur:
H.C. Roijen, in Tijdschr. Nederl. Muziekgesch. (1892); F.L.
Zwaan, Uit de gesch. der Nederl. spraakkunst (1939,
19742).