| |
Inleiding en verantwoording
Het gebruik van deze woorden kon niet anders dan deze mensen
aangenaam verrassen die gauw-gauw voor elk nieuw fenomeen dat ze treft een
lexiconverklaring bij de hand wensen. (Het lexicon is het oorkussen van de
luiaard).
(Paul van Ostaijen. Verzameld werk, Proza, p. 113).
| |
Doelstellingen
Als er iets is wat wij met dit lexicon hebben willen vermijden,
dan is het wel dat dit een naslagwerk voor luiaards zou worden. Uiteraard is
het een woordenboek van literaire termen als vele andere letterkundige lexica
waarin men de betekenissen van deze termen kan terugvinden. Wij hebben dit werk
echter niet alleen samengesteld voor gebruikers die slechts pasklare antwoorden
willen krijgen op hun vragen, maar vooral voor diegenen die geconfronteerd
willen worden met de problematische aspecten van de definiëring van
vaktermen. Het publiek dat wij voor ogen hebben, bestaat dus niet alleen uit
diegenen die dit lexicon gebruiken als naslagwerk, maar vooral ook uit
studenten letterkunde en vakgenoten die het raadplegen om te worden
doorverwezen naar bestaande literatuur over het onderwerp.
Er is een aantal redenen waarom wij aan dit lexicon van
letterkundige termen zijn begonnen. Hoewel er in het Nederlandse taalgebied al
enkele lexica op dit terrein bestaan, zijn wij van mening dat daarin bepaalde
onderdelen van het vak niet of nauwelijks voorkomen. Wij meenden er goed aan te
doen de gebruiker in één lexicon terminologie aan te bieden die
nu verspreid over de verschillende disciplines in tal van lexica is opgenomen.
Zo vindt men hier terminologie op het gebied van de analytische bibliografie,
de systematische bibliografie, de codicologie, de archivistiek en de
paleografie naast de termen uit de retorica, de poëtica, de literaire
kritiek, de literatuurgeschiedenis, de algemene literatuurwetenschap en andere
disciplines in één alfabetisch geordend lexicon bijeen. Het gaat
daarbij om die termen die zijn ingeburgerd in de neerlandistiek en waarvan in
de Nederlandstalige (vak)literatuur voorbeelden zijn aan te wijzen.
Naar ons oordeel houden de bestaande lexica - een enkele
uitzondering daargelaten - te weinig rekening met de oorspronkelijke
gebruikssituatie van bepaalde termen. Veel van de in de neerlandistiek gangbare
termen zijn bijvoorbeeld afkomstig uit de literaire kritiek en minstens zo
dikwijls uit het alledaagse spraakgebruik. Dat betekent dat ze geen
wetenschappelijke fundering hebben en dan ook lastig eenduidig te
definiëren zijn omdat ze een oordeel, een opvatting en meestal ook een
wisselende, van de tijd en situatie afhankelijke betekenis hebben. Wat moet men
bijvoorbeeld verstaan onder een realistische roman of een romantisch
verhaal? Daar is gewoonlijk een opvatting van de gebruiker van de term mee
gemoeid die dan bovendien nog een tijdgebonden karakter blijkt te hebben.
Hetzelfde kan gezegd worden van termen als aanschouwelijkheid of
plastiek, triviaalliteratuur, keukenmeidenroman of van
zulke ogenschijnlijk heldere en algemeen gangbare begrippen als motief
of thema. Veel van deze en soortgelijke benoemingen van literaire
verschijnselen zijn ontstaan in het literaire circuit: de dagelijkse praktijk
van schrijvers, critici, essayisten, toneelspelers, uitgevers e.a. Ze missen de
exact te omschrijven inhoud die men van wetenschappelijke termen zou mogen
verwachten. Dat is dan ook mede de reden van het feit dat wij soms
contemporaine literair-kritische omschrijvingen en opvattingen uit het verleden
hebben aangehaald ter illustratie van het tijdgebonden karakter van een
bepaalde term.
Maar met veel zogenaamde ‘wetenschappelijke
terminologie’ is het in feite niet anders. We noemden al de termen
thema en motief, maar ook termen als genre en de ermee
verbonden indeling in dramatiek, epiek en lyriek blijken
in de praktijk sterk subjectief en door de tijd bepaald. Veel van deze termen
kennen een lange geschiedenis en in de loop der jaren heeft men er een steeds
gewijzigde en aangepaste betekenis aan toegekend. Die betekenisveranderingen
zijn doorgaans niet het resultaat van een zorgvuldige reflectie op de inhoud
van die terminologie zelf, maar eerder een gevolg van de wijzigingen in de
literaire praktijk. Zo kan het ontstaan van nieuwe teksttypen waarop eenzelfde
term van toepassing blijkt, een inhoudelijke verschuiving van de betekenis van
die term bewerkstelligen. Men denke maar aan een genreaanduiding als
roman in de combinaties ridderroman, psychologische roman,
reportageroman en damesroman. Een definitie van een dergelijk
begrip legt de betekenis ervan in feite vast, terwijl die betekenis allerminst
vast blijkt te zijn.
In de praktijk betekent het voorgaande dat wij ervan zijn
uitgegaan dat een beschrijving van de betekenis van een term in veel gevallen
vergezeld dient te gaan van aantekeningen over het historisch gebruik ervan of
van opmerkingen over de betrekkelijkheid of onzekerheid van de gegeven
betekenis. Maar belangrijker nog is dat wij dergelijke termen plaatsen in het
kader van de ermee verbonden literatuuropvattingen.
Deze doelstelling zou gemakkelijk kunnen leiden tot oeverloosheid
in de omschrijvingen van bepaalde betekenissen. Wij hebben een lexicon op het
oog gehad en geen verzameling studies over vakterminologie. Om te voorkomen dat
de lemmata op grond van de gegeven overwegingen een uitdijend heelal zouden
gaan vormen, hebben wij uit de gangbare omschrijvingen niettemin een keuze
moeten maken. Deze beknoptheid van informatie wordt ondervangen door een
literatuuropgave per trefwoord. Deze secundaire literatuur dient een tweeledig
doel: ze registreert waar dat mogelijk is de discussie die er over het gebruik
van bepaalde termen gevoerd is of gevoerd wordt én ze stelt de gebruiker
in staat om zelf aanvullingen en verfijningen aan te brengen bij de in het
lexicon gegeven beschrijvingen.
Wij hebben er in dit lexicon naar gestreefd om de beschreven
verschijnselen en zaken van voorbeelden te voorzien uit het Nederlandse
taalgebied. Waar dat mogelijk is (wanneer het voorbeeld slechts enkele regels
omvat), wordt het in het lemma opgenomen: zo laat een voorbeeld van
staartrijm of van een paradox zich gemakkelijk in zijn geheel
citeren. Naar voorbeelden die teveel ruimte zouden vergen, zoals burgerlijk
drama of thriller, wordt verwezen met het vermelden van een auteur,
een titel en een jaartal van het desbetreffende werk.
| |
Inrichting van het lexicon
Met behulp van bestaande lexica, handboeken en encyclopedieën
hebben we een trefwoordenlijst samengesteld van de te bewerken termen.
Daarnaast raadpleegden we een aantal syllabi en monografieën op
deelgebieden, zoals toneel, verteltheorie, retorica, analytische bibliografie,
algemene literatuurwetenschap en wat dies meer zij. In het totaal leverde dat
ruim 2700 trefwoorden op. Deze lijst werd vervolgens uitgebreid met toevallige
vondsten en met termen die we tijdens het schrijven van de lemmata
tegenkwamen.
| |
Alfabetisering
Voor de alfabetisering van de trefwoorden in het lexicon
hebben we een viertal regels gehanteerd:
a. | We zijn uitgegaan van de voorkeurspelling. Dat betekent dat er
bijvoorbeeld geen verwijzingen worden opgenomen van C- naar K-woorden of
omgekeerd. |
b. | Letterwoorden zoals a.l.s., ISBN, SF e.d.
zijn in de lopende alfabetisering opgenomen, dus SF gaat niet vooraf aan
saga, maar volgt op sextet en SISO gaat vooraf aan
skald. |
c. | Alfabetisering geschiedt op het eerste woord van een samengesteld
trefwoord, dus absolute poëzie vóór abstracte
poëzie. |
d. | De IJ wordt gealfabetiseerd als Y, dus tussen de
X en de Z. |
Het gebruik van adjectieven als trefwoord hebben we zoveel
mogelijk vermeden, maar veel samengestelde trefwoorden vormen met een
bijvoeglijk naamwoord een vaste combinatie. We vermeden dus episch of
dramatisch als trefwoord, maar we namen wel analytische
bibliografie of duratieve anachronie op.
| |
Verwijzingen
Bij synoniemen wordt telkens verwezen met zie naar
het synoniem waaronder de verklaring of beschrijving van het trefwoord wordt
gegeven. Boven deze laatste teksten worden alle synoniemen herhaald. Zo vindt
men bij klinkdicht in de kopregel zie sonnet en bij sonnet
treft men vervolgens de synoniemen klinkdicht, klinkert of
tuyter aan. Wanneer een term in enkele gevallen gebruikt wordt als
synoniem, maar in feite toch een betekenisverschil laat zien, krijgt zo'n
trefwoord een eigen lemma. Vaak is er sprake van betekenisoverlapping of een
nauwe samenhang bij verschillende vaktermen. Die overlappende of samenhangende
termen zijn in het lemma opgenomen met een verwijzing door middel van een
hyperlink in de tekst. Het betreft bijvoorbeeld trefwoorden als
maniërisme en Schwulst, of alliteratie en
stafrijm, waarvan de inhoud voor een belangrijk deel overeenkomt, maar
waarvan de verschillen een eigen beschrijving rechtvaardigen.
Overigens doet zich hier bij uitstek het probleem voor van de
betekenisnuances die een term in de geschiedenis van zijn gebruik heeft gekend.
We wezen daar al op in de paragraaf over de doelstellingen. Wanneer het om deze
historische betekenisverschuivingen gaat, worden die niet afgesplitst, maar in
het lemma zelf beschreven. Men ziet dat bijvoorbeeld duidelijk in het gebruik
van de aanduiding satire: aanvankelijk gebruikt voor een genre met een
welomschreven vorm en inhoud, maar geëvolueerd tot een begrip dat vooral
inhoudelijke en intentionele ironische aspecten vertoont, terwijl vorm en
inhoud steeds vrijer lijken te zijn geworden.
Het komt nogal eens voor dat een term voor verschillende literaire
verschijnselen wordt gebruikt. Zo wordt de aanduiding toneel gebruikt
voor drama in het algemeen, voor het podium waarop het wordt gespeeld en
tenslotte ook nog voor een scène binnen een toneelstuk
(bijvoorbeeld in de auteursaanwijzing derde toneel). In die gevallen
hebben we het trefwoord voorzien van een cijfer: dus respectievelijk
toneel-1, toneel-2 en toneel-3. Een ander voorbeeld
hiervan is vers, waarmee een dichtregel (vers-1), een gedicht
(vers-2) of een strofe (vers-3) kan worden aangeduid.
Er zijn nogal wat termen die een specifieke relatie met elkaar
hebben. Bij een trefwoord als rijm horen allerlei subgroepen, zoals
gepaard rijm, slepend rijm, staand rijm, eye-rhyme,
omarmend rijm en gekruist rijm. Hetzelfde kan worden vastgesteld
voor termen die tot een bepaald vakgebied behoren, zoals de aanduidingen die in
de verteltheorie thuishoren, of voor de terminologie die in de dramaturgie
gebruikt wordt. Wij hebben ernaar gestreefd om deze lemmata niet alleen in
samenhang te schrijven, maar ze ook tot op zekere hoogte op elkaar af te
stemmen. Om die reden wordt er dan ook binnen die trefwoorden zelf naar andere
termen verwezen door een elders behandelde term van een hyperlink te
voorzien. Zo zal men in de tekst van het lemma quadrivium de artes
liberales aantreffen als link. De lezer wordt er op die manier opmerkzaam
op gemaakt dat de informatie die hij bij dat laatste trefwoord kan vinden, een
uitbreiding van informatie over quadrivium kan inhouden, al is het maar
doordat daarin het kader wordt aangegeven waarin zo'n term moet worden gezien.
Wij zijn met het toekennen van dit soort verwijzingstips nogal kwistig
omgesprongen, maar in een alfabetisch ingericht lexicon is dit de enige manier
om verbanden aan te brengen. Een dergelijk verwijssysteem mag er echter niet
toe leiden om bijvoorbeeld een term als quaestio op de volgende wijze te
verklaren: ‘Term uit de retorica waarmee, in het kader van de
inventio, het dubium onder woorden wordt gebracht’. De
gebruiker zou in zo'n geval drie andere trefwoorden moeten raadplegen om
precies te weten te komen wat er bedoeld wordt. Dit soort omschrijvingen hebben
we omwille van de doorzichtigheid zoveel mogelijk vermeden door in het lemma
zelf de voor de samenhang opgenomen verwijzingen van een korte verklaring te
voorzien. Soms werd dit probleem opgelost door een voorbeeld te geven dat de
gegeven omschrijving zo helder mogelijk illustreert.
| |
Literatuurverwijzingen
Er worden in dit lexicon drie soorten
literatuurverwijzingen gebruikt. Bij de voorbeelden die als citaat in de
tekst zijn opgenomen, wordt telkens de bron vermeld. Dat geschiedt met een
sterk verkorte titelbeschrijving. Zo wordt de verwijzing naar pagina 47 van de
Verzamelde gedichten van Martinus Nijhoff in de uitgave van 1974 als
volgt aangegeven: (M. Nijhoff, VG (1974), p. 47).
De lemmata worden afgesloten met een literatuuropgave die de
gebruiker nader kan informeren over het trefwoord. Deze literatuuropgaven
worden voorafgegaan door ‘LIT:’. Daarna volgen - in alfabetische
volgorde - eerst een of meer korte aanduidingen van door ons geraadpleegde
lexica, handboeken of monografieën. De lexica zijn altijd vermeld door
middel van een letterwoord of auteursnaam (bijv. Bantel, BDI, MEW, Wilpert)
wanneer het trefwoord erin voorkomt. Dat is niet altijd onder hetzelfde
trefwoord, bijvoorbeeld niet in de Frans-, Duits- of Engelstalige lexica. In
dat geval kan een nomenclatuur gebruikt worden, zoals die van W.V. Ruttkowski:
Nomenclator litterarius (Bern etc., 1980). In alle andere gevallen
waarin wij standaardliteratuur hebben geraadpleegd, wordt via zo'n letterwoord
of naam verwezen naar werken waarin nadere informatie over het trefwoord te
vinden is. Deze tot een letterwoord of een auteursnaam (bijv. Knuvelder,
Mathijsen) bekorte titelopgaven worden hieronder in een lijst van volledige
titelbeschrijvingen verduidelijkt.
Vervolgens worden in de literatuuropgave in chronologische
volgorde de belangrijkste titels gegeven van publicaties over het
desbetreffende onderwerp. Wij zijn daarbij niet uitgegaan van volledigheid,
maar hebben ernaar gestreefd alleen die titels te vermelden die de gebruiker
verder op weg kunnen helpen in het vinden van uitvoeriger informatie en meer
literatuur over het onderwerp. Het accent ligt op recente Nederlandstalige
secundaire literatuur.
| |
Medewerkers
Alle lemmata in dit lexicon zijn tussen rechte haken voorzien van
de naam van de samensteller of samenstellers van een lemma: F. van Thijn, G.J.
van Bork, G.J. Vis, H. Struik, P.J. Verkruijsse en W. Kuiper.
Dit lexicon heeft een lange voorgeschiedenis. Die voorgeschiedenis
is er voor verantwoordelijk dat een medewerker van het eerste uur, Willem
Kuiper, zijn werkzaamheden halverwege het project moest staken. Zijn bijdragen
en commentaar zijn evenals die van andere medewerk(st)ers, Jeroen Jansen, Theo
Meder, Saskia Raue en Freddy van Thijn, voor ons van groot belang geweest. In
een aantal gevallen hebben wij conceptteksten voor bepaalde trefwoorden aan
collega's voorgelegd met het verzoek ze te becommentariëren. Dat leidde
steeds tot herschrijving op grond van door hen gemaakte op- en aanmerkingen.
Voor deze bijdragen en adviezen willen wij hen op deze plaats van harte
bedanken. Ook commentaar van gebruikers van dit lexicon zal bij ons zeer welkom
zijn en in dank worden aanvaard.
Amsterdam, 16 oktober 1997.
G.J. van Bork
H. Struik
P.J. Verkruijsse
G.J. Vis
| |
Lijst van standaard literatuurverwijzingen
Abrams | M.H. Abrams. A glossary of literary
terms.New York [enz.], 19936. |
Alphen
| Ernst van Alphen, Lizet Duyvendak, Maaike Meijer [e.a.]. Op
poëtisch wijze. Een handleiding voor het lezen van poëzie.
Bussum/Heerlen, 1996. |
Anbeek/Fontijn | Ton Anbeek en Jan
Fontijn. Ik heb al een boek: het analyseren van jeugdboeken, lectuur en
literatuur. Groningen, 1976. |
Bal | Mieke Bal. De
theorie van vertellen en verhalen. Inleiding in de narratologie.
Muiderberg, 19905. |
Baldick | Chris Baldick.
The concise Oxford dictionary of literary terms. Oxford etc.,
1990. |
Bantel | Otto Bantel. Grundbegriffe der
Literatur. 10. Auflage. Frankfurt am Main,
1974. |
BDI | BDI-terminologie. Verklarend woordenboek
van Nederlandse termen op het gebied van bibliotheek en documentaire
informatie. Met vertalingen in het Engels, Frans, Duits, Spaans. Red.: P.J.
van Swigchem en E.J. Slot. Den Haag, 1990. |
Bergh | Hans
van den Bergh. Teksten voor toeschouwers. Inleiding in de dramatheorie.
Muiderberg, 19832. |
Best | Otto F. Best.
Handbuch literarischer Fachbegriffe. Definitionen und
Beispiele.Uberarbeitete und erw. Ausgabe. Frankfurt am Main,
1989. |
Brongers | J.A. Brongers. Boekwoorden
woordenboek. Rondgang door de boekenwereld. Amsterdam,
1996. |
Bronzwaer | W. Bronzwaer. Lessen in lyriek.
Nieuwe Nederlandse poëtica. Nijmegen,
1993. |
Buddingh' | C. Buddingh'. Lexicon der
poëzie. Amsterdam, 19783
(Synopsis). |
Cuddon | J.A. Cuddon. A dictionary of
literary terms. London, 1977. Rev. ed.
1979. |
Drop | W. Drop. Indringend lezen 2. Analyse van
verhalend proza. Groningen,
1970. |
Dupriez-1 | Bernard Dupriez. Gardus: Les
procédés littéraires (Dictionnaire). Paris, 1984.
10-18. |
Dupriez-2 | Bernard Dupriez. A dictionary of
literary devices. Translated and adapted by Albert W. Halsall. New York
etc., 1991. |
Feather | John Feather. A dictionary of
book history. New York, 1986. |
Fowler | Roger Fowler.
A dictionary of modern critical terms. Rev. and enl. ed. London etc.,
1987. |
Gorp | H. van Gorp, R. Ghesquiere, D. Delabastita
e.a. Lexicon van literaire termen. Stromingen en genres. Theoretische
begrippen. Retorische procédés en stijlfiguren. 4e volledig
herz. dr. Leuven [etc.], 1991. |
Hiller | Helmut Hiller.
Wörterbuch des Buches. 4., Vollständig neu bearbeitete Aufl.
Frankfurt am Main, 1980. |
Hobsbaum | Philip Hobsbaum.
Metre, rhythm and verse form. London etc.,
1996. |
HWR | Gert Ueding (hrsg.). Historisches
Wörterbuch der Rhetorik. Bd. 1-3. Tübingen
1992-1996. |
Knuvelder | G.P.M. Knuvelder. Handboek tot
de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. 5e, geheel herz. dr.
's-Hertogenbosch, 1970-1976. 4 dln. |
Krywalski | Diether
Krywalski (red.). Handlexikon zur Literaturwissenschaft. Reinbek bei
Hamburg, 19782. (RoRoRo, 6221-6222) 2
Bde. |
Laan | K. ter Laan. Letterkundig woordenboek
voor Noord en Zuid. 2e, verm. dr. met medewerking voor België van L.
Roelandt. 's-Gravenhage [enz.],
1952. |
Lausberg | Heinrich Lausberg. Handbuch der
literarischen Rhetorik. Eine Grundlegung der Literaturwissenschaft. 2,
durch einen Nachtrag vermehrte Aufl. München, 1973. 2
Bde. |
LdMA | Lexikon des Mittelalters. [Onder red.
van G. Avella-Widhalm, L. Lutz, R. Mattejiet u.A.] München [usw], 1980-...
[N.B.: verschijnt in afleveringen; 1e afl.
1977]. |
Leeman/Braet | A.D. Leeman en A.C. Braet.
Klassieke retorica. Haar inhoud, functie en betekenis. Groningen
1987. |
Lodewick | H.J.F.M. Lodewick. Literaire
kunst. 's-Hertogenbosch,
197642. |
Marouzeau | J. Marouzeau. Lexique
de la terminologie linguistique. Francais, Allemand, Anglais, Italien. 2e
éd., 4e tirage. Paris, 1968. |
Mathijsen | Marita
Mathijsen. Naar de letter. Handboek editiewetenschap. 2e herz. opl. Den
Haag, 1997. |
Metzler | Günther und Irmgard Schweikle
(Hrsg.).Metzler Literatur Lexikon. Begriffe und Definitionen. 2.,
überarb. Aufl. Stuttgart, 1990. |
MEW | Moderne
Encyclopedie der Wereldliteratuur. Onder hoofdred. van A.G.H. Bachrach, M.
de Grève, G. Stuiveling e.a. [2e geheel herz. dr.] Haarlem [etc.],
1980-1984. 10 dln. |
Morier | Henri Morier.
Dictionnaire de poétique et de rhétorique. 4e éd.
rvue et augmentée. Paris,
1989. |
Myers/Simms | Jack Myers and Michael Simms. The
Longman dictionary of poetic terms. New York etc., 1989. Longman English
and Humanities Series. |
Ned.Arch.-term. | Lexicon van
Nederlandse archieftermen. 's-Gravenhage,
1983. |
Preminger | Alex Preminger (red.). Princeton
Encyclopedia of poetry and poetics. Enlarged ed. Princeton,
1974. |
Prince | Gerald Prince. A dictionary of
narratology. Aldershot, 1987. |
Scott | A.F. Scott.
Current literary terms. A concise dictionary of their origin and
use.Reprinted with revisions. London etc.,
1979. |
Shipley | Joseph T. Shipley (ed.). Dictionary
of world literary terms. Forms, technique, criticism. Completely rev. and
enl. ed. Boston, 1979. |
Ueding | Gert Ueding.
Einführung in die Rhetorik. Geschichte, Technik, Methode. Unter
mitarbeit von Christine Brüggemann, Elfriede Callier, Jürgen
Fröchling u.A. Stuttgart, 1976. |
Wilpert | Gero von
Wilpert. Sachwörterbuch der Literatur. Stuttgart, 19796.
(Kröners Taschenausgabe, 231). |
| |
Andere gebruikte afkortingen
FdL | Forum der
Letteren |
LB | Leuvense
Bijdragen |
MNW | Middelnederlands
Woordenboek |
NTg | De Nieuwe
Taalgids |
PMLA | Publications of the Modern
Language Association of America
|
SpL | Spiegel der
Letteren |
TNTL | Tijdschrift voor
Nederlandse Taal- en
Letterkunde |
VG | Verzamelde
Gedichten |
VMA | Verslagen en Mededelingen
van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en
Letterkunde |
VW | Verzameld werk /
Volledige werken |
WB-ed. | Wereldbibliotheek van
de Werken van Vondel |
WNT | Woordenboek der
Nederlandsche Taal |
|
|