Paul van Ostaijen. Een documentatie
(1996)–Gerrit Borgers– Auteursrechtelijk beschermd4. De Vlaamse Beweging in 1915Na de reeks artikelen van november en december 1914 in de Vlaamsche Gazet, is er tot nu toe geen enkel ondertekend kranteartikel van Van Ostaijen uit 1915 gesignaleerd. In het 49ste nummer van 7 januari 1915 kondigde de Vlaamsche Gazet aan dat de naam van deze krant gewijzigd zou worden in Het Vlaamsche Nieuws. Op 14 januari verscheen het eerste nummer onder de nieuwe naam, dat echter ook opnieuw als nr. 1 van de eerste jaargang genummerd was. Het werd het ‘orgaan der vooruitstrevende Vlaamsche liberalen’ genoemd en vermeldde als voornaamste medewerkers: ‘Lode Baekelmans, Jan Bruylants, Mr. Arth. Cornette, Vict. de Meyere, Ant. Moortgat, Ary Delen e.a.’ De enige wijziging t.o.v. het eerste nummer van de Vlaamsche Gazet was dat ook hier de namen van Ben Linnig en Paul van Ostaijen ontbraken en vervangen waren door de aanduiding ‘e.a.’. Verder werd als hoofdopsteller alleen nog Alfons Baeyens genoemd, waarbij dus de naam van zijn zoon Peter weer was komen te vervallen. Of het staken van Van Ostaijens medewerking aan het Vlaamsche Nieuws op persoonlijke of politieke motieven berustte, is niet bekend. Dit laatste is allerminst uitgesloten, aangezien vele Vlaamsgezinden juist in deze tijd door de verdere ontwikkeling en snelle radicalisering van de Vlaamse Beweging in een moeilijke situatie kwamen te verkeren en allerlei onderlinge tegenstellingen zich hierbij voordeden. Onmiddellijk na de Duitse inval overheerste de neiging om de ‘godsvrede’ in acht te nemen en niet alleen de politieke geschillen, maar ook de Vlaamse kwestie te laten rusten zolang het land als geheel in gevaar verkeerde. Maar al spoedig begon van Waalse en franskiljonse zijde een anti-Vlaamse campagne, waarbij iedere Vlaamsgezinde voor pro-Duits werd uitgemaakt en | |||||||||
[pagina 97]
| |||||||||
men met de Vlaamse Beweging voorgoed wenste af te rekenen: ‘Après la guerre on ne parlera plus le flamand.’Ga naar margenoot1 Het was tegen deze campagne in de Franstalige pers en de franskiljonse vlugschriften dat Van Ostaijen zijn artikel Eerlijke wapenstilstand in de Vlaamsche Gazet van 3 december 1914 publiceerde. Op 21 december verscheen in Parijs een artikel van de Waal Gerard Harry, L'union morale et verbale des races,Ga naar margenoot2 waarin deze beweerde dat voortaan Vlamingen en Walen zonder onderscheid voor de Franse taal zouden strijden. Hierop volgde de meest bekende reactie tegen deze verbreking van de godsvrede, het artikel Vlamingen waakt! dat de Antwerpse Atheneumleraar Dr. August Borms in Het Handelsblad van Antwerpen op 23 januari 1915 liet verschijnen. Het was voornamelijk een oproep tot waakzaamheid tegen de aantijgingen en ging nog niet verder dan algemene reacties als ‘noch Duits, noch Frans, maar Vlaams’, zoals Van Ostaijen ook reeds in zijn ongepubliceerd artikel Evolutie geschreven had. Naast deze anti-Vlaamse campagne zijn er nog twee factoren die de Vlaamsgezinden tot een versnelde stellingname dwongen. In de eerste plaats de brieven van de Vlaamse soldaten achter de IJzer, die de daar heersende taaltoestanden onthulden. Doordat 80% der soldaten Vlamingen waren en de officieren haast uitsluitend Franstalig, viel het taalonderscheid vrijwel samen met de scheiding tussen officieren en manschappen, wat nog een verscherping opleverde van de reeds voor de oorlog bestaande overeenkomst in Vlaanderen tussen taal- en standsverschil. In de tweede plaats de aangeboden steun van de Duitsers, die aanvankelijk de Vlamingen voor zich trachtten te winnen om een blijvende greep op België te verkrijgen en daarbij een dankbaar gebruik maakten van de Vlaamse kwestie. In het kader van deze Duitse werfactie werd in januari 1915 een ‘Commissie voor Vlaamse aangelegenheden’ opgericht en in februari werd deze toegevoegd aan de toen geinstalleerde ‘Politische Abteilung’, een onderdeel van het bezettingsbestuur waaraan de ‘Flamenpolitik’ werd toevertrouwd. Eveneens in februari werden in de Duitse krijgsgevangenenkampen de Vlamingen en Walen gescheiden en in de zomer zocht de Politische Abteilung contact met verschillende Vlaamsgezinde personen en groeperingen. Het meest spectaculair was het besluit van de gouverneur Freiherr Von Bissing op 2 december 1915 om de Gentse universiteit te heropenen als een nederlandstalig instituut, welk besluit in oktober 1916 gerealiseerd werd. Het feit dat de Belgische overheid anti-Vlaams gezind was, bracht de flaminganten in een dwangpositie. Een eenzijdig in acht nemen van de godsvrede werd door velen op den duur funest voor de Vlaamse zaak geacht. Maar een openlijke voortzetting van de strijd zou aan de andere kant tot een breuk met de Belgische regering in ballingschap leiden en een aanvaarden van Duitse steun in de hand werken. | |||||||||
[pagina 98]
| |||||||||
Al direct na de bezetting begon de splitsing in de Vlaamse gelederen zich af te tekenen. Op 24 oktober 1914 werd in Gent de groep Jong Vlaanderen gesticht, waarvan een deel reeds onmiddellijk voor een zelfstandig Vlaanderen en voor samenwerking met de Duitsers was. Aan de andere kant besloot op 16 november een groep Vlaamsgezinden na heftige discussies in het Vlaamsch Huis te Brussel, onder leiding van August Vermeylen, tot passiviteit gedurende de Duitse bezetting. De meeste Vlaamsgezinden namen een tussenstandpunt in en konden dit nog korte tijd volhouden door het uitblijven van een duidelijke uitspraak van de Belgische regering in Le Havre: zij wilden loyaal blijven tegenover deze regering en toch opkomen voor de Vlaamse verlangens. Deze meerderheid wees de seperatistische denkbeelden en de collaboratie van de extreme vleugel van Jong Vlaanderen af, maar vormde onderling geen eenheid. Tot de radicale vleugel van deze tussengroepering behoorden ook de meeste jongeren uit de omgeving van Van Ostaijen, de oud-leden van de Vlaamsche Bond en hun aanhang, die reeds vòòr de oorlog krachtdadiger wilden optreden, de bestuurlijke scheiding propageerden en de motor van de Vlaamse Beweging waren geworden. Er was een essentieel onderscheid tussen deze jongeren en de oudere Vlaamsgezinden. Bij de eersten lag het accent meer op de sociale kant van de taalkwestie en meer op de emancipatie van het Vlaamse volk dan op de bescherming van de moedertaal en de heropbloei van een geromantiseerd groots verleden. Het was een nuchterder, doortastender generatie, die ondanks haar sociale belangstelling sterk op de persoonlijke ontwikkeling gericht was en daarbij Vermeylens ‘wij willen Vlamingen zijn om Europeërs te worden’ ook in deze tijd in praktijk wilden brengen. Zij stonden in 't algemeen los van de politieke partijen en waren als politici zonder partij dan ook ongeschoold en dikwijls te theoretisch, hetgeen zeker er toe heeft bijgedragen dat ze weinig contact met de bevolking kregen. Ook stonden zij reeds vòòr de oorlog in hun strijd voor de bestuurlijke scheiding vrij los en onverschillig tegenover de Belgische natie en de ‘âme belge’Ga naar margenoot3 sprak hen niet in het minst meer aan. Tot deze groep behoorde ook de oud-leerling van het Antwerps Atheneum Leo Picard, die hoofdredacteur van het dagblad De Vlaamsche Post werd. Deze krant, opgericht in februari 1915 door Jong Vlaanderen, sprak zich, in tegenstelling tot bepaalde, sterke stromingen in deze groepering, onder Picards leiding niet uit voor een separatistisch, maar voor een unionistisch standpunt, d.w.z. voor een autonoom Vlaanderen in een federale Belgische staat. Op 7 september 1915 zou Picard wegens zijn gematigd standpunt het redacteurschap van De Vlaamsche Post neerleggen en kwam dit blad voortaan - in overeenstemming met de extreme vleugel van Jong Vlaanderen en de brochure Vlaanderen bevrijd van allen zuidelijken dwang door Ds. J.D. Domela Nieuwenhuis Nyegaard - op voor een onafhankelijk Vlaanderen.Ga naar margenoot4 | |||||||||
[pagina 99]
| |||||||||
Over De Vlaamsche Post merkt Dr. A.W. WillemsenGa naar margenoot5 op: ‘Het waren overigens niet zozeer de opvattingen van de Jong Vlamingen, zoals ze in hun dagblad tot uiting kwamen, als wel hun samenwerking met de Duitsers, wat de tegenstand van de andere flaminganten opwekte. De Vlaamsche Post ontving actieve steun van de bezetter, met name van Dr. H. Wirth, een Duits philoloog van Ned. afkomst, die verbonden was aan de Duitse censuur te Gent.’ Deze bezwaren golden voor Van Ostaijen, die sympathiseerde met de opvattingen van Picard, zeker ook. Dit blijkt wel uit de buitengewoon felle reactie op een gerucht dat in april 1915 de ronde deed: met Duitse steun zou een tijdschrift worden opgericht, waaraan hij als redacteur verbonden zou worden. Aan Lode Baekelmans, van wie hem verteld was dat deze hier geloof aan zou hechten, schreef hij de volgende sarcastische brief: | |||||||||
[Antwerpen, den 9n April 1915.]Heer Baekelmans, Naar ik verneem werden U valsche berichten over mij verteld. Volgens dat bericht zou ik redakteur worden van een weekschrift dat zou verschijnen, door de Duitschers gesteund. Het is omdat er in den laatsten tijd tamelijk veel lawaai - te veel voor m'n rentenierstemperament, oh mijnheer Baekelmans! rond dit tijdschrift, - waarbij ook de namen van de heeren Melis, De Bom en Franck genoemd, - gemaakt werd, dat ik U dit antwoord, eene volledige ontkenning, wil sturen. Ook wel, omdat volgens bekomen inlichtingen, U in mijn niet-antwoorden een argument ter bevestiging van hoogervermeld gerucht, zoudt gevonden hebben.
Aanvaard, Cher Maître en waarde romancier der antwerpsche mediocratie de verzekering dat ik dit alles, volgens de usueele uitdrukking van een uwer kunstbroeders: ‘Tout ceci n'est que joyeusement méprisable en méprisablement joyeux’ vind.
Pol Van Ostaijen
Twee weken later probeerde hij, na mededelingen van zijn chef Victor de | |||||||||
[pagina 100]
| |||||||||
Meyere, bij de drukker Edward Secelle, die voor de oorlog Carolus had uitgegeven, alsnog achter de bron van deze geruchten te komen:
P Van Ostaijen
| |||||||||
[24-4-15.]Waarde Heer Secelle, Sedert geruimen tijd doet het bericht als zou ik bij U om prijzen voor een weekschrift zijn komen vragen of hebben laten vragen, de ronde. Mr. de Meyere zegde mij dat er bij U en bij een drukker op de Ossenmarkt om prijzen voor een tijdschrift, waaraan ik als Redakteur zou verbonden zijn, gevraagd werd. Van dit redakteurschap weet ik niets. Weet U soms hoe Mr. de Meyere aan dat bericht kwam?
Hoogachtend
De achtergrond van deze affaire kon niet worden opgehelderdGa naar margenoot6, maar het tekent wel de sfeer van verdeeldheid en achterdocht in de Vlaamse kringen van Antwerpen in het voorjaar van 1915. Ook de verandering in de leiding van het dagblad Het Vlaamsche Nieuws wijst hierop. In nr. 164 van 27 juni 1915 ontbrak voor het eerst de naam van A. Baeyens als hoofdopsteller, maar werden in plaats daarvan als ‘afgevaardigden van den opstelraad’ Dr. Aug. Borms en Alb. van den Brande genoemd. In het hoofdartikel werd als vaag commentaar op deze paleisrevolutie slechts meegedeeld dat de medewerker Raf Verhulst de pen had neergelegd en ‘Tot in het vriendenkamp toe werden de kiemen van tweespalt en verdeeldheid gezaaid. Dat heeft de maat doen overlopen.’ Hierna ontwikkelde zich Het Vlaamsche Nieuws onder de nieuwe leiding, waaraan de inmiddels teruggekeerde Raf Verhulst als hoofdredacteur werd toegevoegd, tot hèt officiële aktivistische dagblad van Vlaanderen. Een Duits rapport over de aktivistische pers zegt hier later overGa naar margenoot7: ‘L'organe principal des flamingants anversois, le journal quotidien Het Vlaamsch Nieuws, s'est amélioré en ce sens qu'il a passé des mains du propriétaire précédent Baeyens dans celles du groupe des chefs flamands, qui étaient déjà les dirigeants du journal, et à la téte desquels se trouvent le poète Raph Verhulst et le professeur Aug. Borms.’ Veertien dagen later, op 11 juli 1915, liet Alfons Baeyens een nieuwe eigen krant verschijnen, het ‘onpartijdig dagblad’ de Antwerpsche Courant. Dit was meer een nieuwsblad zonder de culturele en politieke allures van Het Vlaamsche Nieuws. Van Ostaijen ging hier met Peter Baeyens regelmatig | |||||||||
[pagina 101]
| |||||||||
aan meewerken, echter niet meer als schrijver van artikelen, doch als anoniem journalist die o.a. boks- en worstelwedstrijden versloeg en ook bureauwerk op het redactiekantoor verrichtte. Juist door deze anonimiteit staat het niet vast of Van Ostaijen van het begin af hieraan verbonden is geweest. Hoewel Van Ostaijen na de oorlog wel veroordeeld werd wegens zijn medewerking aan deze krant, wordt deze niet onder de aktivistische pers in Activisten en Les archives vermeld en een Duits rapportGa naar margenoot8 schrijft in januari 1917 hierover: ‘Même les journaux flamands qui ont une attitude réservée à l'égard du mouvement flamingant, comme le Antwerpsche Courant (tirage 35.000 numéros) et Het Nieuwsblad van Antwerpen (tirage 25.000 numéros) ont une grande valeur pour nous, parce qu'en exposant la situation militaire et politique, et en traitant la question de la responsabilité de la guerre, ils renforcent l'antipathie pour les alliés de la Belgique et l'idée de réconciliation avec nous.’Ga naar margenoot9 In de zomer en het najaar van 1915 kwam een eind aan de onzekerheid over de officiële houding van de Belgische regering in Le Havre en daarmee werd ook de meerderheid der Vlaamsgezinden voor de keus gesteld van aktivisme of passivisme. Deze ontwikkeling speelde zich overigens niet in België, maar in Nederland af. Op 1 februari 1915 hadden een aantal uitgeweken Vlaamsgezinden in Nederland het dagblad De Vlaamsche Stem opgericht. De redactie bestond uit de socialistische afgevaardigde Mr. A. Deswarte, de schrijvers Cyriel Buysse, René de Clercq en André de Ridder en sedert 1 juli ook de neerlandicus Dr. Antoon Jacob. Verder hebben Mr. Lodewijk Dosfel en Mr. Jan Eggen slechts kort deel uitgemaakt van de redactie. De ‘kraaiende haan’ Frans van Cauwelaert en de liberaal Julius Hoste behoorden tot de medewerkers. Aanvankelijk was het blad anti-Duits en beslist niet anti-Belgisch. Onder invloed van de ontwikkeling in Vlaanderen werd in juni door Deswarte de eis van een zelfstandig Vlaanderen binnen de Belgische staat gesteld. Op het Guldensporenfeest van 11 juli 1915 te Bussum stuurden Deswarte en De Clercq een telegram aan de koning, waarin ze hun vertrouwen uitspraken in diens ‘haute sagesse pour garantir la Flandre autonome dans la Belgique indépendante.’ Het antwoord was ‘un pressant appel à tous les Belges pour que, devant l'ennemi, ils n'aient d'autre souci que la libération du territoire.’ Zij die zich niet aan deze richtlijn hielden, kwamen nu onvermijdelijk in het kamp der aktivisten terecht. Deswarte, Hoste, Huysmans en Van Cauwelaert bleven loyaal en kozen dus voor het passivisme. Jacob en De Clercq kregen op 17 augustus de leiding van De Vlaamsche Stem in handen en handhaafden hun eis van zelfbestuur, dat zij ‘hèt binnenlandse bindmiddel’ achtten en voerden daarmee voor hun gevoel een loyale oppositie. Bij Koninklijk besluit van 5 oktober 1915 werd René de Clercq als leraar ontslagen en Antoon Jacob geschrapt van de lijst der candidaten voor een leraarsbe- | |||||||||
[pagina 102]
| |||||||||
trekking. De kloof was hiermee definitief geworden en ook gematigde aktivisten werden nu tot ‘landverraders’, wier loyaliteit werd afgewezen en die, ondanks de gevaren die zij daar zelf in zagen, in de richting van samenwerking met de Duitsers werden gedrongen. Eén van de vele reacties op deze maatregel van de Belgische regering in ballingschap was een open brief ‘Aan de heeren Dr. René De Clercq en Dr. A. Jacob’, die in De Vlaamsche Stem van 30 december 1915 werd gepubliceerd en waarvan de aanhef luidt: ‘Na de betuigingen van verkleefdheid en bewondering die u reeds van gezaghebbende zijde toegestuurd werden, zij het eenige jongere flaminganten uit Antwerpen vergund, een nederig woord van dank tot u te richten voor de offervaardigheid die gij in den strijd voor het Vlaamsche volk tegenover de Belgische Regeering betoond hebt.’ Evenals nagenoeg al zijn vrienden heeft ook Van Ostaijen - wiens naam als veertiende van de 290 eronder afgedrukt staat - deze brief ondertekend. Eind januari 1916 werd De Vlaamsche Stem opgeheven, nadat Jacob in december 1915, op verzoek der Antwerpse flamingantenGa naar margenoot10, naar deze stad was teruggekeerd. Hij bleef, evenals Herman Vos en Marten Rudelsheim, waarmee Van Ostaijen ook bevriend was, gedurende de gehele oorlog op het unionistische standpunt staan en trad tezamen met hen bij de uitroeping der politieke zelfstandigheid van Vlaanderen op 22 december 1917 uit protest af als lid van de Raad van Vlaanderen. |
|