Paul van Ostaijen. Een documentatie
(1996)–Gerrit Borgers– Auteursrechtelijk beschermd4. Verwijdering van het O.L.V.-College en leerling van het Sint-Stanislas-InstituutKorte tijd na de periode waarin het vertrek van Cors vriend in De jongen wordt gesitueerd, werd Van Ostaijen van het Onze-Lieve-Vrouwecollege verwijderd. Na zijn opstandige periode en één trimester van gedweeë volgzaamheid, toonde hij, zoals hij schreef, niet de minste interesse meer voor de school. Bij de bijzonder droevige resultaten hiervan op zijn reeds genoemd paasrapport deed waarschijnlijk een nieuwe uiting van zijn ‘zich reeds vroeg vertonende zelfstandigheid’ de maat overlopen. Van Ostaijen schreef immers dat de school hem ‘om zogenaamde opstandige woorden ontzegd was geworden’, al kwam hij aan een nadere omschrijving van de aanleiding in zijn herinneringen niet meer toe. Wel had hij reeds vermeld dat de woorden van de prefect bij die gelegenheid hem met trots vervulden, doordat zij voor hem bevestigden dat hij de bijzondere persoonlijkheid was die hij wenste te zijn. ‘Als Cor’, aldus het begin van het hoofsdtuk De jongen, ‘vijftienjarig, van een school door jezuieten bestuurd doorgezonden werd, had de pater Prefect hem gezegd dat hij een zonderlinge jongen was; soms was hij nog een kind, men zou niet kunnen denken: hij was vijftien jaar. Bij andere gelegenheden sprak hij bijna als een grijsaard. Die woorden bleven hem bij met een stift in zijn hersenen gegrift. Het was met fierheid dat hij het spreekkamer- | |
[pagina 47]
| |
tje van de eerwaarde verliet. De prefect had opgemerkt dat hij anders was als al de anderen. Hij was niet iemand van vijftien jaar. Hij was jonger en ouder. Dat vleide hem. Omdat het niet middelmatig was. Omdat het oorspronkelik was. Ten slotte was hij dus iemand.’ Ook Van Passen heeft nooit geweten wat de preciese oorzaak van zijn verwijdering is geweest, maar de volgende passage over Van Ostaijen als vierdeklasser bevat, zij het in een ietwat gedramatiseerde vorm, een concreet voorbeeld van zijn uitstoting. Tevens toont het aan hoe hij hierop reageerde, nl. door zich in deze geïsoleerde positie als een uitzonderlijke figuur te handhaven: ‘Zo gingen we op tot de volgende klas. Pol was toen veertien jaar, en zijn karakter begon zich duidelijker af te tekenen. Er kwam iets vreemds over hem [...]. Iets onvoldaans, iets wrangs haast. Het was geen verbittering, geen opstandigheid, het was veeleer een drang om zijn eigen persoonlijkheid te laten uitschijnen, zijn eigen opinies boven die van de leraren te willen stellen, een kracht die ondanks alles en allen haar uitweg zocht en voor niemand ooit buigen zou. Hadden de professoren dit niet begrepen of niet ingezien? Of wilden zij niet dulden dat een leerling zijn eigen weg ging, buiten de door hen vastgestelde normen om? De wrijving bleef niet uit. Pol was nog steeds dezelfde tegenover ons. Hij bracht ons in het geheim boeken die door het College niet toegelaten waren, en wij vielen er op als vliegen. Ik heb nooit geweten, of het om deze verboden boeken was, of om een andere reden, een zonde tegen de tucht misschien, maar voor Pol volgden de straffen elkander op. Weldra was het zo ver gekomen, dat ons verboden werd nog enige omgang met hem te hebben. Tijdens de speeluren stond hij daar, achter een kolom, klein, de schouders hoog, ineengeflokt als een mus, in het opgelegde zwijgen weggekropen. Ik zie hem nog naar het spel van de anderen turen, met een stille, arme blik [...]. In 't geniep ging ik hem de hand drukken; hij glimlachte dan even en zonk weer weg in dat eeuwige zwijgende turen dat me pijn deed.’ Op 15 april 1911 verliet Van Ostaijen het Onze-Lieve-Vrouwecollege en werd voor het laatste trimester van het studiejaar 1910-1911 ingeschreven als leerling van het Sint-Stanislasgesticht te Berchem, waar hij eveneens in de 4de Grieks-Latijnse klas werd geplaatst. Bij de prijsuitreiking op 28 juli 1911 eindigde hij daar als negende of laatste van de klas. Zijn gedrag en vlijt werden ‘très bien’ bevonden, met de voorzichtige toevoeging: ‘Si cet élève s'applique il réussira’Ga naar margenoot1. Het is niet bekend of reeds bij zijn vertrek van het Onze-Lieve-Vrouwecollege het plan was opgekomen hem naar het Koninklijk Atheneum van Antwerpen te sturen. Als overbrugging zou dan een school met kleine klassen zijn uitgekozen, zodat hij zijn achterstand daar kon inhalen en de overgang naar zijn eerste niet-katholieke school plaats kon vinden zonder verlies van een jaar. Ook is het mogelijk dat pas na afloop van | |
[pagina 48]
| |
de cursus besloten werd hem op een openbare school te doen, omdat het St.-Stanislasgesticht hem evenmin beviel, al is het niet waarschijnlijk dat hij met zijn ‘très bien’ voor gedrag hier ook openlijk in conflict was gekomen. Een medeleerling waar Van Ostaijen gedurende deze korte schoolperiode veel mee optrok, herinnerde zich echterGa naar margenoot2 dat zijn ouders van de school het advies kregen hun zoon niet meer met Paul om te laten gaan, aangezien deze ‘verkeerde’ boeken las en zijn vriend daar ook toe bracht. De maatregel kon echter beter van de ouders dan van de school uitgaan, werd er bij gezegd. Een laatste, meer positief gegeven is, dat Van Ostaijen bijzonder gesteld was op de geschiedenislessen die hij op dit college van F. Prims ontving. Kanunnik Prims wist zich echter geen bijzonderheden meer over zijn oud-leerling te herinneren. |
|