Paul van Ostaijen. Een documentatie
(1996)–Gerrit Borgers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
III. de middelbare-schooljaren, 1907-1913I. De eerste CollegesOp zijn elfde jaar kwam Paul van Ostaijen als extern leerling in de zesde Grieks-Latijnse klas van het Aartsbisschoppelijk Sint-Jan-Berchmanscollege aan de Meir te Antwerpen. Na afloop van het eerste jaar was hij de 16de van de klas en werd bevorderd naar de vijfde Grieks-Latijnse met een 1ste prijs voor uitspraak en voordracht Nederlands en de vermelding dat hij een 6de plaats had voor Nederlands opstel.Ga naar margenoot1 Het tweede studiejaar verliep minder succesvol. De enige vermelding was nog een 4de plaats voor Nederlands opstel, maar op de algemene plaatslijst kwam hij niet meer voor, hetgeen er op wijst dat hij in deze klas is blijven zitten. Het is niet bekend of deze mislukking voor de school of voor de ouders aanleiding is geweest Pauls studie op dit college te beeindigen, maar op 30 september 1909 werd hij als leerling ingeschreven bij het Onze-Lieve-Vrouwecollege, eveneens een Jezuïetencollege, aan de Frankrijklei, waar hij weer in de vijfde Grieks-Latijnse terecht kwam. Dit studiejaar eindigde volgens de opgaveGa naar margenoot2 met een ‘8ste plaats in uitmuntendheid; 60% der punten voor het geheel; vermeldingen in godsdienst, Griekse versie, Nederlandse taalleer en Ned. oefeningen, in aardrijkskunde en voordragen; 1ste prijs in geschiedenis.’ Dit klinkt nogal redelijk, maar de overgang naar de volgende klas had hij maar op het nippertje gehaald, waarschijnlijk met een taak voor Latijn. Om over te gaan moest hij nl. voor Latijn tenminste 10 van de 20 punten | |
[pagina 36]
| |
halen en zijn cijfers over de drie trimesters luidden: 9-9-8, zodat hij eigenlijk 4 punten te kort kwam. Zijn laatste cijfer voor Grieks, een 7, was nog juist het toelaatbare minimum voor dit vak. Zijn leraar uit deze klas, Prof. Dr. Leonce Reypens S.J., wist zich van zijn oud-leerling vooral ‘zijn reeds vroeg zich vertonende zelfstandigheid’ te herinneren.Ga naar margenoot3 Verder vermeldde hij: ‘In het grotendeels fransgezind schoolmilieu van toen was hij bij de uitgesproken flaminganten. Zijn artistieke aanleg kwam voor den dag bij het voordragen, waarbij hij de jongens van zijn ouderdom ver voorbij was, en een reeds opvallend temperament vertoonde. Het stuk zijner keuze was ‘Sneyssens’ van Rodenbach.’ In de volgende klas, de vierde Grieks-Latijnse, liep het weer mis. Na het tweede trimester, met Pasen 1911, verliet hij de school met een rampzalig rapport: 1 punt te weinig voor godsdienst, 3 voor Frans, 4 voor Latijn en zelfs 5 te weinig voor wiskunde, waar hij op het Paasrapport slechts 2 van de 20 punten voor behaalde. Het enige dat hij er nog goed afgebracht had was Nederlandse taal met 17 en 18 punten op zijn twee rapporten. Van zijn leraar in deze klas, pater Prop, kon geen commentaar over zijn oud-leerling meer verkregen worden, daar deze reeds in 1923 is overleden. |
|