Paul van Ostaijen. Een documentatie
(1996)–Gerrit Borgers– Auteursrechtelijk beschermd2. De familie van moederszijdeHendrik Pieter van Ostaijen kwam, ter voltooiing van zijn opleiding als loodgieter, te Antwerpen eerst in dienst bij de loodgieterij van Van Zeeland, achter de Vlaamse Comedie.Ga naar margenoot1 In 1880 stond hij als loodgietersgast ingeschreven op het adres Zilversmidstraat 2, vlak bij het stadhuis aan de Grote Markt. Daarna trok hij uit de oude stad naar de LoosstraatGa naar margenoot2 4, waar hij bij een neef kwam te wonen, Hendrik Jan Boets, een zoon van de reeds genoemde Kornelis en, evenals zijn vader, huisschilder van beroep. In deze tijd maakte Hendrik kennis met Maria Catharina Engelen, waarmee hij in 1882 in het huwelijk trad. Volgens een dochter van Maria's jongste zuster Hubertina,Ga naar margenoot3 had de kennismaking plaats doordat hij als loodgieter kwam te werken bij een zekere Pecher, een weduwnaar uit een Antwerpse notabelenfamilie. Het huishouden werd daar verzorgd door Maria, die ongeveer een jaar jonger was dan Hendrik. Later was ook haar jongste zusje Hubertina daar in dienst, die dezelfde leeftijd had als de dochter des huizes en tot taak kreeg voor haar te zorgen. Deze overgeleverde familieverhalen zijn evenmin geheel betrouwbaar, zoals blijkt uit het feit dat er bij vermeld wordt hoe Maria later vol trots vertelde dat zij bij Pecher nog voor de ‘buitengegooide keizer’ van Brazilië had gekookt. Nu was keizer Pedro ii pas eind 1889 ‘buitengegooid’ en naar Parijs getrokken, toen Maria dus al ruim zeven jaar getrouwd was. Het is echter ook mogelijk dat zij in de eerste tijd van haar huwelijk nog bij dergelijke gelegenheden te hulp geroepen werd. Maar hoe het ook zij, in ieder geval was Maria, toen zij Hendrik leerde kennen, in betrekking te Antwerpen, zoals ook blijkt uit de huwelijksakte, waarin zij als ‘dienstmeid’ en wonende in de Lange Leemstraat 76, staat vermeld. Maria en haar zusje waren afkomstig uit het Belgisch-Limburgse dorpje Rekem, in het Maasland aan de Zuid-Willemsvaart gelegen. Hun vader en hun beide grootvaders waren daar ‘landbouwers’ volgens de akten, afkomstig uit een geslacht dat grotendeels reeds vòòr de vijftiende eeuw in Rekem was gevestigd en steeds tot de ‘beste families, na de bedienden van het graafschap’ had behoordGa naar margenoot4. | |
[pagina 19]
| |
Hun moeder was in het kraambed, tegelijk met haar zevende kind, gestorven toen Maria haast acht en Hubertina nog geen anderhalf jaar oud was. Twee jaar eerder waren ook twee zusjes, een tweeling van nog geen jaar oud, overleden. Hun vader hertrouwde drie jaar na de dood van zijn vrouw met de weduwe van zijn broer, eveneens een landbouwer, die een jaar tevoren was overleden.Ga naar margenoot5 Al voor haar 22ste jaar was Maria dienstmeisje in haar geboorteplaats. Op 29 maart 1875 werd zij uitgeschreven naar het naburige Uikhoven aan de Maas en zij ging vervolgens naar Luik, waar zij hulp in de huishouding werd bij een nicht van haar tweede moeder. Na korte tijd ook nog in Maastricht te hebben gediend kwam ze ten slotte naar Antwerpen.Ga naar margenoot6 |
|