bare dingen, waar nooit een vreemde man was binnengekomen. Dat boudoirtje was een stuk van haar zelf, dat nooit een andere man dan haar vader of Pim had gezien, en er was iets angstigs voor haar in, dat daar nu straks die groote donkere man zóó maar binnen zou komen, in haar intimiteit van meisje. Zij voelde een lichte huivering, of hij pijn zou doen aan haar en aan de zwakke, fijn gelede dingen om haar, of er misschien iets breken zou onder zijn hevigen, zwaren stap van man, hier waar alles was gemaakt voor vrouwenbeweeg, zacht en voorzichtig....
Maar zij wilde haar vriendin niet teleurstellen, en vooral niet verlegen of preutsch schijnen, nu Wies alles zoo echt vertrouwelijk en hartelijk had voorbereid.
Ze zei nog eens dat ze het heel prettig vond om Maurice daar zoo zonder stijfheid als broer van haar liefste vriendin te ontmoeten, en zoo'n beroemden held uit Atjeh in haar eigen boudoir te krijgen.
‘Jammer dat Pim er niet is,’ zeide ze alleen. ‘Hij had er nu juist bijbehoord, en zou Maurice óók zeker heel graag het eerste hebben begroet. Maar hij is naar de tentoonstelling in Parijs, en zal daar nog een week of vier blijven.’
‘Dat zou dan nét de dwerg zijn geweest en de reus,’ antwoordde Wies. ‘Pim, het kleinste officiertje van het leger, en Maurice een van de grootste. Hij is wel zes voet hoog, geloof ik. Wat een verschil, hé, Pim of Maurice!’
Maar Ellie dacht onwillekeurig, dat Pim zooveel beter aanpaste aan haar intérieur, en hoe vertrouwd hij altijd deed, als hij bij haar zat in een van die broze stoeltjes, die híj niet zou breken. Zij wenschte in stilte, dat hij