gesteld ook, uiteindelijk. De dood van het fin-de-siècle had haar verrast. Zij had inderdaad haar huis zonder meer gesloten, zonder feest van den ondergang. Hij had niet meer omgekeken naar Rood Paleis, zelfs niet meer dien laatsten avond toen hij er peinzend langs was gegaan. Men had het hem verteld, een koffiehuiskennis, zoo terloops met: zeg, weet jij dat ook? Het was een poos terug, het huis was toen al een paar weken dicht.
Wat ze van hèm dacht zei ze niet, ze zei alleen:
- Het flatteert je dat je geen snor draagt, Henri. Ik heb nooit geweten dat je zoo'n goed gevormde mond hadt. Je bent wat magerder ook.
- Voortaan, zei hij, noem ik me Hendrik, Hendrik Lorrewa.
Ze was aan zooveel gewend, verrassingen bestonden voor haar nauwelijks. Ze hoorde het aan zonder commentaar. Misschien, dacht hij, begreep ze toch iets van hem, zijn teleurstelling, en dat door de effenheid van zijn toon. Want hij was wel veranderd, maar de artiest, die in een visioen den ondergang had aanschouwd, zonder de begeerte ooggetuige te wezen, - die artiest was niet in hem gestorven.
Ze kwam afscheid van hem nemen, maar niet