als een buitenstaander, een echte schaduw wien het onverschillig is of men op hem trapt, hij voelt niets. Zijn vader was hier het leven, hij stond er midden in, hij voelde alles, en hij bleef onvervaard. In deze uren leerde de zoon den vader kennen, den echten soliden zakenman, de soort die het land groot had gemaakt naar een opvatting welke de zijne nooit was geweest, die hem in den heeten strijd koud liet, steenkoud.
Hij las het duidelijk van het gezicht van den ander, de oude stond hier niet zonder voldoening. Hij had meer krachs meegemaakt, nooit een gelijk deze. Maar hem persoonlijk kon niets gebeuren. Zijn balansen klopten in alle seizoenen, onder alle cataclysmen, ze zouden blijven kloppen tot in eeuwigheid amen. De zoon was hier in de knallen van het tumult tusschen de vuurstroomen die het kapitaal verteerden gekomen tot de uiterste grens van zijn mogelijkheden. Hij was in zijn wezen hier niet veranderd. Hij was thans alleen de volstrekte dood van de schaduw. Veranderd was hij voor zichzelf, op zijn kantoor, in zijn woning, op straat, in zijn bed, overal, behalve hier. Want hier had hij nooit echt bestaan.
Hij brak met zijn gewoonten. Hij wendde privé-zaken voor en verbood storing door de