Hij at er de stevige provençaalsche keuken en dronk een glas wijn van den Rhône. Dan naar de oude haven en de zeemansbuurt achter het stadhuis.
Het was nu vroolijk overal met veel lichtjes en kleurigheid, ook minder koud dan dien middag. Telkens ijzeren doozen boven de deuren, van binnen uit verlicht, die in gespaarde letters van glas den naam van het huis noemden. Al dadelijk bij den ingang van de rue Bouterie las hij den naam Corymbe. Mevrouw Doom had hem verteld, ze was hier jaren geleden kamervrouw geweest, in dit huis, het grootste en beste van de straat en de buurt en de stad, een huis voor heeren, niet voor zeelui.
Hij liep er langs, verder de straat in. Voor de deuren stonden, zaten vrouwen in jasjes met bontrand, de beenen bloot. Het scheen dat ze niets anders droegen dan het korte jasje, dat het noodwendigste dekte, nog maar heel even. Sommigen lazen voor de deur rustig een krant of een aflevering, rookten een sigaret, keken niet op. Achter hen een kleine kamer, rood, groen, blauw of gebloemd behangen, fel verlicht met gas, het bed, keurig en kraakzindelijk opgemaakt, fel verlicht.
Door de straat een stroom van mannen, Arabieren, Turken, negers, Laskaren, Fran-