echter niet te opvallend. Mannen konden vreemd zijn vóór, tijdens en na.
Hij sloeg niet, hij liep zonder een woord weg, zonder fooi. Ze was dolnijdig, ze had een kolossale fooi verwacht, morgen zou ze zich wreken, in de keuken, bij het ontbijt, met het verhaal van een man, zóó volwassen en onervaren als een kind.
Tijs liep ineens door naar zijn hotel. Hij zat in het donker van zijn kamer. Wel dacht hij aan zijn aanstaande vrouw, maar hij was egoïst, hij dacht in de eerste plaats aan zichzelf.
In het donker beeldde zich eensklaps een jeugdervaring in scherpste omtrekken af.
- Hoe oud bent u, mijnheer?
- Negentien en een half.
- O, gaat u dan maar binnen.
Hij was nog geen achttien. Hij betaalde zijn kwartje en stond in het anatomisch museum. Men mocht er niet in onder twintig jaar. Zijn hart bonkte, hij staalde zich, hij had nog nooit zooiets gezien. Waspreparaten, de slapende Venus, aan de rechterhelft een volmaakt gebouwde jonge vrouw, aan de linker haar interieur, hoogst afschuwelijk. Ook origineele stukken, een tweeling drijvend in een flesch sterk water, met een breed gemeenschappelijk hoofd en een schreimondje. Zijn