keur religieuse agnostici. Hij ook. Een miniem Godsbesef stak nog wel in hem, hij was volstrekt lijdelijk, zonder behoefte.
Zijn behoefte thans was een vage nieuwsgierigheid te bevredigen. Hij zag hier weinig jonge mannen. Hij zag veel vrouwen, voorts mannen op leeftijd.
Hij keek critisch naar den predikant, een gebaard, donker uitziend man, in het vaag een apostelkop, maar onopvallend en niet opzettelijk.
Na een poos had hij zich gevoegd naar de kerk-echo en kon hij de preek volgen. Hij luisterde nieuwsgierig, paraat tot stille critiek. Het moest een tekst zijn uit het Oude Testament. Hij hoorde van Elia, die tot het volk van Israël zei dat het hinkte op twee gedachten, dat het kreupel liep aan beide kanten. De ontwikkeling van de voordracht op dezen grondslag kon hij vrijwel voorzien. Toch boeide het betoog hem van lieverlede. Zekere axioma's aanvaard vond hij geen stof voor critiek en vergat hij zijn voornemen daartoe.
Na den middenzang begon zijn denken te zwerven. In het kreupel aan beide kanten voelde hij een veroordeeling van de eeuw. Ze was niet theïst en niet anti-theïst. Ze was agnost. Na 1900 jaar kwam de menschheid