Fré had van den aanvang er plezier in gehad het meisje Fibris een beetje te kwellen. Hij vertelde haar van de galanachten zóóveel dat ze doodsbang werd, en op den avond naar boven liep en niet beneden wou komen. Dat was zijn toeleg.
Mevrouw Doom zei hem het meisje te gaan halen. Eduard gebruikte zij daarvoor slechts in uiterste noodzaak. Fré kon het meestal wel af. Hij klom naar boven. Fibris zat op de trap van den zolder.
- Je moet er doorheen, zei hij. We zijn er allemaal bij, ikzelf ben er ook. En anders weet je waar ik je brengen moet.
Snel pakte hij haar been, toen haar hand, en bevond dat ze zich meetrekken liet. Ze dacht: liever de kelder dan daar. Maar hij had een verrassing, een buitengewone.
Ze stommelden langs de trappen omlaag, omlaag, de groote gang door, waar de orgie al krijschte achter de deur, dan de hal, de smalle zijgang naar den achteruitlaat, de treetjes naar den kelder.
- De buitendeuren zijn dicht, je kunt er niet uit, nou moet je maar kiezen.
Weer ontstak hij den gasarm, weer draaide hij een flambouw van papier, weer zag ze den slapenden hond zweetend in zijn pels.
De prostituée onder het blanketsel keek wit