wist precies wat ze daar uitvoerde, misschien deed ze er niets. Vóór half elf des avonds vertoonde ze zich slechts nu en dan, soms ook dagen aaneen in het geheel niet. Er waren stamgasten van de middag- of de vroege avonduren die haar nooit hadden gezien.
Dezen morgen, nadat de meisjes hun slaaphokjes zelf hadden gedaan, verscheen de schurftige dokter Sauger.
Na zijn inspectie had hij een onderhoud met mevrouw Doom. Ieder wist wat het beteekende als hij haar na afloop te spreken vroeg, maar niemand wist wie ditmaal de geteekende was.
- Ja, ze moet worden opgenomen, zei Sauger.
Hij onthield geen enkele van de bizarre namen waarmee de waardin de levende have doopte. Uit zijn omschrijving bleek haar dat hij ditmaal het fransche meisje bedoelde, het vreeselijke meisje Contrepartie.
- In Godsnaam, zei mevrouw.
Het was al de derde of vierde keer, voor zoover ze zich herinnerde. Ze schonk twee groote glazen jenever. Ze rookten beiden een sigaar.
Sauger had zijn jas niet uitgetrokken. De bovenste knoop hield zijn schurftkraag om