hanig klaroenen. Zijn aankondiging van mevrouw Doom des avonds was iets bizonders. Dat voelde hij zelf, daarvoor spande hij zich in, daarop was hij grootsch.
Hij liep voor het meisje uit, zooals hij geloopen had voor zijn hond. Het meisje dat nog Truida heette schrok even terug bij den kelder.
- Ik sluit je niet op, zei hij, en ging voor. Hij stak een gasarm aan in den muur. De kelder bleef zeer donker. Het was er niet koud.
- Pas op, zei hij, want ze liep bijna tegen de mand op met den hond. De gele hond lag in zijn klamme vacht alweer te slapen en te zweeten. Hij leidde de nieuweling tusschen den rommel. De kelder was uitgestrekt. Hij draaide een paar oude kranten stevig ineen tot een toorts.
- Dit, zei hij, is de bijkelder. Zorg dat je er nooit komt.
- Waarom? vroeg ze, reeds beangst.
- Let op.
Hij stak de fakkel aan met een lucifer. Het vochtig papier vatte traag vlam, blauwachtig, zonder veel licht. Ze stonden voor een gegrendelde deur. Daarachter ging een trapje naar den bijkelder.
Samen stonden ze in de open deur. Deze