een met een hoogen hoed dien hij ophield en een pels dien hij aanhield. Tijs herinnerde zich zijn jas en hoed toch ergens te hebben afgegeven. Hij wist niet waar.
Er zat nog een derde meisje aan het tafeltje. Ze zat tegenover hen en dronk mee.
Henri wentelde zijn hoofd op de veerende zitting een slag naar Tijs.
Tijs keek naar het meisje over Henri en toen naar Henri. Henri glimlachte.
- Hij is nog een nieuweling, Finda, zei hij, en glimlachte.
Finda antwoordde brutaal:
- Dat krijgen we er wel uit.
Finda droeg een hemd van zwarte kant en was mooi. Tijs zag het opeens.
- Van Finda blijf je maar af, die is te duur voor een spaarzaam mensch, zei Henri.
Tijs ging eensklaps recht zitten.
- Ik blijf van iedereen af.
- Dat is gekkigheid. Durf je niet?
Het was het meisje naast Tijs die dit zei. Ze heette Chabran. Ze had het hem zelf verteld.
Tijs was koppig.
- Ik blijf van iedereen af! Ik zal wel betalen, maar ik blijf van jullie af.
Hij sprak iets ongehoords tegen een vrouw, tegen drie vrouwen.