Bekentenis van Tijs
Hij zocht een luchtigen toon.
- En je kolommen? vroeg hij.
Zijn stem klonk toch nog schor.
- Gelogen, zei Henri gelaten.
- En de tuin zeker ook?
- Ook.
- Heb je dan àlles gelogen?
- Nee, zei Henri, het is een bordeel, werkelijk.
Tijs voelde bij instinct de waarheid. Ze zwegen weer. Henri zei:
- Er bestaat in dit huis voor mij maar één wezen... Dat is de waardin. Voor die vrouw heb ik ontzag, het grootste ontzag.
Tijs poogde te spotten:
- Is dat zoo'n engel?
- Het is een demon. Zou jij geen ontzag hebben voor een demon?
- Ik begrijp niet, zei Tijs, dat zoo iets hier mag.
- Het mag ook niet.
- Die dingen zijn toch verboden?
- Ja.
- Nou dan.
- De dingen die niet mogen gebeuren daarom toch wel. Dit huis gebeurt, je ziet het zelf. De andere gelegenheden zijn opgeruimd, dit niet.