brandden diepgroen, doelloos. Maar in de stegen was het zwart.
- Ik vind het zelf gek, zei Tijs, dat ik hier zoo weinig ben geweest. Een man op mijn leeftijd die zijn hoofdstad niet kent.
Ze liepen over een grachtbrug. Henri streelde zijn snor.
- Al kende je de heele stad, en je kende niet waar ik je nu breng, dan kende je niets, volstrekt niets van de stad.
- Ik moet zeggen er zit systeem in je leugens. Een feeëriek paleis in een stad, en de stad niets dan dat paleis. Zijn we er gauw?
- Loop wat langzamer... Mijn God, is dat indische manier, zoo'n gejakker?... Wij flaneeren hier. Dat wil zeggen degenen, die wat te vertellen hebben, die de wereld beheerschen. Het fin-de-siècle is flaneeren. Als het fin-de-siècle ooit dood gaat, dan gaat het dood aan zijn tempo. Maar geleefd zal het hebben!...
- Zijn we er gauw? Deze gracht is bepaald al veel smeriger. Me dunkt dat we in de buurt zullen zijn.
- Dat zeg je terecht. Deze gracht is veel smeriger, en de overkant is werkelijk een ongelooflijke rommel. Daarachter ligt... nou, je zult er straks iets van zien... Maar de rommel is verrukkelijk. Al die huizen,