De kwaal der eeuw
De bezoeker was Henri Leroy nog weinig sympathiek, maar het kon hem niet schelen of hij hem sympathiek was of niet.
Hij keek maar, hij hield ervan naar menschen te kijken. Menschen, om het even wie, - oud of jong, mooi of leelijk, plebs of adel.
- Jij bent zwarte Tijs, zei hij, ik weet het nog goed. Toen het nesthaar van mijn kin nog viel onder de schaar, had jij al een abonnement bij je barbier. God, wat heb ik je ingezeepte snoetwerk benijd.
Tijs aaide zijn baard.
- Ik ben te laat begonnen hem te laten staan. Hij is als koperdraad, man. Maar om de een of andere reden schijnt dat vrouwen toch te bevallen.
Henri taxeerde hem opnieuw.
- Je gaat nou wat verlof nemen, maar je bent geen kerel om te rentenieren. Dat zie ik zóó wel. Ik dacht dat Indië maar indolent maakte.
- De gewone fout. De Europeaan is niet indolent. Hij werkt, zelfs veel te hard. Wanneer je in de cultures hebt gezeten, als ik, nou dan timmer je hard aan je doodkist. De meesten komen terug met