Paddestoelen (onder ps. Ton Ven)(1916)–F. Bordewijk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] Vuurdood. Ik had een vriend met blonden geitebaard, een bosje stroo, dat neerhing van zijn kin. Hield ik een lucifer uit speelschen aard daaronder, - poef! dan vloog de vlam erin. Een zuil van vuur, - wat rook, niet noemenswaard, - weg was de baard! - Mijn vriend, bedroefd van zin, keek op zijn neus. Geen haartje was gespaard. Hij vond mijn speelschheid dan ook doorgaans min. [pagina 16] [p. 16] Zoo schiet vaak in den ernst van mijn gedicht opeens de lucifer van mijn critiek. Een vlam! - En van het vers blijft enkel asch. Mistroostig schud ik dan mijn flets gezicht, en slenter met gezengde dichterwiek naar buiten, neuriënd met droeve bas. Vorige Volgende