Paddestoelen (onder ps. Ton Ven)(1916)–F. Bordewijk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Aan mijn Vrouw. [pagina 11] [p. 11] Sonnetten. [pagina 13] [p. 13] Zwaarmoedigheid. Soms ben ik zoo ontzettend afgemat als wie, in de oneindigheid verloren, voorvoelt dat hij, der grauwe dagen zat, de wereld dra niet meer zal toebehooren. Soms is het mij, als werd het witte blad door mijn hand nooit beschreven, - of de voren van mijn hand nimmer hebben graan gehad, - soms is het mij, als werd ik doodgeboren. Met een verglazend oog bekijk ik dan den malschen biefstuk op mijn middagtafel, de panatella in 't sigarenkisje. [pagina 14] [p. 14] Maar mijn geweten roept: Ben jij een man? Jou dooie diender met je dooie wafel, je lijkt (pot-hier-en-daar) een steenkoud vischje! Vorige Volgende