| |
| |
| |
Een bad
Het was een zeer warme dag geweest, met het kwik steeds boven de 85 graden, en de avond bracht geen de minste verkoeling. Dat ondervond ook meneer Van Unnik, die weliswaar beschikte over een huid met perfect ventilatiestelsel en dus niet door benauwdheid werd geplaagd, maar anderzijds deze gunstige eigenschap bezuurde door transpireringsverschijnselen welke zijn voorkomen aan een officiële maaltijd ongelegen kwamen.
Meneer Van Unnik was een instrumentenfabrikant, en aangesloten bij de bond van Nederlandse instrumentenfabrikanten. De algemene vergadering van die bond viel in de zomer, werd dit jaar in zijn stad gehouden, en had ongezocht plaats op een uiterst warme dag. Naar vast gebruik werd de vergadering met een diner onder de leden besloten, een diner van enkel heren, een diner - bij deze industriëlen van hoge standing - in gala. Men verkleedde zich in zijn hotel (meneer Van Unnik had het ditmaal thuis gedaan), men kwam terug in rok, borrelde en ging laat aan tafel. De instrumentenfabrikanten zijn onder hun kornuiten alles behalve de minsten; bij dit vak hoort een flinke dosis wetenschappelijkheid, en daarvan was meneer Van Unnik | |
| |
dan ook niet gespeend. Toch bezat hij niet een uiterlijk dat wees op de verfijnde arbeid in zijn fabriek verricht; het was eerder grof, bijna, doch nog net niet boers, maar wel vrolijk, aardig en haast onschuldig. Hij telde nog lang geen veertig jaar. Zijn goudblond haar krulde van nature, en omdat dit hem al te kinderachtig voorkwam droeg hij het vrij kort, waardoor het de indruk maakte geonduleerd te zijn. Hij had een jong rond rood gezicht en helderblauwe ogen die een ietsje uitpuilden. Thans was door de hitte in combinatie met spijs, drank en opgewekte stemming zijn gezicht nog roder dan anders, en zijn ogen puilden meer. Zijn wangen glommen, het zweet liep er wel niet tappelings over, maar het vormde toch kleine verticale banen die in de algemene glinstering van het gelaatsoppervlak een eigen glinstering vertoonden, iets van vernis in strepen.
Het leek inderdaad een hele praestatie bij zulk een temperatuur, in rok, aan een maaltijd (die men per slot zelf betaalt) blijk te geven van een opgewekt humeur, maar in wezen was het niet zo'n toer. Want hete spijzen en verwarmende alcoholica brengen ons innerlijk beter in evenwicht met de atmosfeer dan hun tegendelen. Van vrolijk werd men aan het diner op den duur zelfs uitbundig, en meneer Van Unnik voelde zijn rok allang niet meer, en dat zijn boord met punten verzakkingsverschijnselen vertoonde kon hem geen zier schelen, - het was integendeel wel gemakkelijk. De enigen tenslotte die in het restaurantzaaltje stellig niet deelden in de vrolijkheid waren de bedienden, en meneer Van Unniks goedhartige natuur beklaagde in stilte deze slachtoffers van een beroep dat onder meer geen katzwijm van boorden gedoogde, zonder dat het maal hem daarom in het minst ging tegenstaan.
| |
| |
Ja, meneer Van Unnik merkte de warmte wel en toch had hij nog geen kennis gemaakt met Madeleine. Een diner als dit behoorde niet het einde te vormen van een vergadering als deze, tenminste niet in een stad die, gelijk de zijne, bizondere nachtgenoegens opleverde, want ook industriëlen van standing zijn per slot maar mensen. Aldus besloot het overgrote deel der feestgangers na de maaltijd zich nog wat in een dancing te amuseren. Verscheidenen verkleedden zich tot dat doel opnieuw in hun hotel en meneer Van Unnik deed dit thuis.
Het was hem zeer welkom een schoon overhemd, ditmaal geen officieel wit, doch stemmig gekleurd te kunnen aantrekken en een dun, grijs zomercostuum. Hoewel zijn nieuwe boord soepel aanvoelde kon hij met het knoopje niet te best overweg, en zijn vrouw hielp hem daarbij en bij nog een en ander van zijn toilet. De toestand van meneer Van Unnik werd n.1. gekenmerkt door overschatting van eigen vermogens, en mevrouw had dit onmiddellijk in de gaten. Maar al was dit geen toestand die zijzelf ooit zou nastreven, ze gunde haar man gaarne het genoegen dat hij er blijkbaar van ondervond. Men begrijpt dat mevrouw een model voor velen mocht heten.
Meneer Van Unnik was voor het moment lichamelijk ontegenzeglijk opgefrist, geestelijk echter minder, althans zo bekeek mevrouw de situatie. En zij zag kans zijn opgewekte, doch niet steeds duidelijke woordenstroom te onderbreken met de vermaning:
- Nu verder niet al te veel meer drinken, vent! Ze liet het bij deze zachtzinnige waarschuwing, en meneer Van Unnik stapte in de ontboden taxi, met een behoorlijk gevulde portefeuille, en met de raad reeds glad vergeten.
| |
| |
Mevrouw begeleidde hem tot het portier en wenste hem ook verder veel genoegen. Der hemelen zegen over zulk een echtvriendin.
Meneer van Unnik reed van de buitenwijk naar het centrum. Het was in de taxi ondanks de open raampjes zeer heet, en al na een minuutje voelde hij elke frisheid vervlogen. Het uitspansel zag aardedonker, en iemand zonder behoorlijke huidventilatie zou hebben gezegd: om te stikken. Dat zei of dacht onze feestganger wegens de eerder genoemde reden niet, maar wel transpireerde hij opnieuw als een otter.
In de dancing was het volstrekt niet koeler dan daarbuiten, wat hem evenwel ontging omdat hij er aanstonds met blijdschap zijn clubje in de oude overmoedige stemming terugvond. Men zat aan een paar tafeltjes, en enkele jonge dames welke niet gewacht hadden tot ze werden voorgesteld waren tussen de heren gezeten en verhoogden de vrolijkheid, zowel van de aanblik als van het gesprek dat niet over instrumenten liep.
Toen kwam Madeleine die met een beroepsdanser wat op het parketvloertje had heen en weer geschoven op het groepje toe en nam plaats in een vrije fauteuil naast meneer Van Unnik. Madeleine heette vermoedelijk van nature heel anders en zag er zeker van nature heel anders uit dan daar en toen, maar zij was onbetwistbaar onder alle omstandigheden een mooi meisje. Eigenlijk hoorde ze hier niet, tenzij in gezelschap van een ‘vaste’ vriend, maar het trof zo dat de laatste vaste naar Indië was ontboden, en een nieuwe vaste nog niet ontmoet; aldus hield ze zich onledig met deze of gene losse vriend. Ze zag de trouwring van meneer Van Unnik, overduidelijk gedragen; hij kwam dus waarschijn- | |
| |
lijk niet in aanmerking voor een vaste relatie, maar hij beviel haar zeer goed en voor een losse was hij haar geenszins te min. Ze vertoonde hetzelfde goudblond als hij, slechts langer, veel langer, en toch niet te lang, ze bezat hetzelfde blauw van ogen die echter niet, ook niet het kleinste schimmetje uitpuilden, en ze had een veel fraaiere blos. Het was opmerkelijk dat zij zo in het geheel geen last vertoonde van de warmte, doch zij deelde deze opmerkelijkheid met de meeste aanwezige dames. Meneer Van Unnik was over het stadium der verwondering heen, en geraakt in dat der meest openlijke bewondering. Ziezo, dacht Madeleine, dat vogeltje is voor vannacht geknipt.
Ze dansten wat, ze dronken wat (meneer Van Unnik rijkelijk veel), en van lieverlede zonderde hun conversatie zich af van de algemene, en kreeg een vertrouwelijk karakter, hoewel het hoogst oppervlakkig bleef. Het was zowat halftwee toen ze hem ronduit vroeg mee te gaan naar haar kamers.
Meneer Van Unnik keek op zijn polshorloge; het was inderdaad half twee, al zag hij het slechts schemerend. Hij had nog nimmer echtbreuk gepleegd, en stelde zich voor dat het er ook ditmaal niet van komen zou, dat het integendeel zou blijven bij een onschuldige kop thee of liever nog koffie. Hij was stellig in hoge mate dronken. Ietwat moeilijk rekende hij af, waarbij Madeleine gelegenheid had een kennersblik in zijn portefeuille te werpen, en toen verdwenen beiden. Meneer Van Unnik, met een rest van schaamte, wilde onopgemerkt eclipseren, en meende daarin volkomen te zijn geslaagd omdat geen van zijn vrienden hem nariep. Hij bleef er onwetend van dat minstens twintig manneogen hem geamuseerd nakeken.
| |
| |
Hij was zwaar dronken, doch hij wist in elk geval met volledig meesterschap over zijn benen de uittocht te maken, en ook daarom prees hij zich gelukkig.
In de taxi die het paartje naar de woning van Madeleine reed en die dra van haar heerlijk parfum vervuld was viel het meisje om de hals van onze boemelaar. Meneer Van Unnik kuste niet weerom.
Zij is stellig een dure cocotte, dacht hij, binnengevoerd in het gezellige salonnetje en daarna in de nog weelderiger slaapkamer. Ook toonde ze hem met begrijpelijke trots het laatste vertrek, een cabinet met bad, zo overweldigend stralend van spiegels, kristal en zilver dat hij terugdeinsde met pijn in het oog.
- Ik ga even poedelen, zei ze; maak het je zolang gemakkelijk, boy.
En ze verdween, doch liet de deur op een kier. Die hitte, dacht hij, is haar toch blijkbaar ook niet onverschillig geweest. Maar dit was het laatste nuchtere denkbeeld dat in zijn brein opkwam. Want er klonk uit de badkamer, na enorm gerucht van polsdikke hete en koude waterstralen, de melodieuse kabbeling van het meest bekoorlijke geplas. Meneer Van Unnik ijsbeerde door zit- en slaapvertrek heen en weer, steeds goed ter been, maar met een kreeftrood hoofd en in een staat van onbeschrijflijke opgewondenheid. Men kon niet zeggen dat goede en kwade voornemens in zijn inborst vochten; het was veel erger; het was een strijd van instincten. Het bleef alles zeer troebel en zeer dronken. Hij zag zich een ogenblik met de hand op de deurknop van de salon voor een heimelijke vlucht, hij draaide de knop zelfs om, maar de deur was op slot en de sleutel verdwenen.
| |
| |
- Hm, articuleerde meneer Van Unnik.
Hij zag zich een ander ogenblik hetzelfde gebaar uitvoeren met de deur der slaapkamer, en weer zei hij:
- Hm.
Zij op letterlijk alles voorbereid; hij niets gemerkt.
En toen stond hij voor de kierende badkamerdeur. Hij hoorde nog steeds het verlokkende klotsen van water, hij hoorde daartussen zacht neuriën, en hij hoorde, ja zag in de geest het prachtig sneeuwwit schuimen van zeep. Ook begon hij de hartige geur van badzout te ruiken, iets van dennenaalden. Het volgend ogenblik had hij met onnodige kracht de deur wijd geopend.
Daar lag voor zijn ogen het lieflijkst vrouwehoofd boven een dek van witte deinende vlokken. Het lachte hem belofterijk toe.
- Ik kom, zei meneer Van Unnik met grote duidelijkheid, u een ogenblikje gezelschap houden.
En nu gebeurde er iets waarop Madeleine niet was voorbereid. Zonder toestemming of weigering af te wachten stapte meneer Van Unnik in het bad. Geen van beiden merkte ook maar iets van het oorverdovend kabaal dat juist toen boven het huis, boven de hele stad losbrak. Hij stapte over de rand van het kostbare, in witte tegels gemetselde bad met zijn kostbare bruine schoenen; hij stond tot zijn knieen in het water en tot boven zijn knieën in het schuim. Het was afgrijselijk en verrukkelijk. Toen begon hij langzaam te zakken.
Er zou onvermijdelijk een overstroming zijn gevolgd, ware niet de schone Afrodite uit het schuim gerezen naarmate haar gast daarin onderdook. Met een kleine schreeuw van doodsangst, overstemd door een nieuwe ratelende don- | |
| |
derslag (doch dat bleef onopgemerkt) vloog ze het bad uit, sloeg een laken om en schoot weg als een wezel zo gauw. Meneer Van Unnik kreeg geen tijd zijn oog te weiden aan bekoorlijkheden; hij zou er ook niet voor in de rechte stemming zijn geweest; hij zat hoogst zelfvoldaan op zijn hurken, en het enig zichtbare was thans zijn hoofd.
Nu is het een feit dat warm water zeer kalmerend werkt op geest en zenuwen. Het wint het daarin nog van koud. Nuchter en triomferend stond de bader even later naast het bad uit te druipen. Hij zocht rustig in zijn doorweekte portefeuille naar een doorweekt biljet van honderd gulden. Het was het duurste bad dat hij ooit had genomen, maar ook het beste.
- Hier, juffrouw, riep hij met krachtige stem.
Madeleine had niet geweten wat te doen. Was die man opeens gek geworden? Maar zijn gebiedende toon imponeerde toch. Ze verscheen. Goddank, gek bleek hij niet. Zwijgend nam ze het natte biljet uit zijn hand. Meneer Van Unnik zei met een bezadigde glimlach:
- Wanneer u een paar lakens over de grond wilt uitspreiden, dan bederf ik uw kleden niet.
Ze begreep hem en - ze had een kimono aangedaan en misschien nog meer - voldeed aan zijn verlangen. Op de tafel van de salon zag hij zijn horloge liggen. Hij wist zich niet te herinneren dat hij het had afgegespt. Kon daar de instinctieve zorg voor ‘het’ instrument een rol hebben gespeeld? Hoe dan ook, - het lag er. Hij vroeg een vetvrij papier, toen een krant en nog een krant; dan stopte hij het in zijn zak. Bij het heengaan zwegen beiden, maar hij tikte even tegen zijn trouwring, en dit vingergebaar was duidelijk genoeg.
| |
| |
Meneer Van Unnik ondernam te voet de weg naar zijn huis door de meest diluviale wolkbreuk die sinds mensenheugenis op de stad zijner inwoning was neergestort. En nimmer is een wolkbreuk een mensenkind meer te stade gekomen dan deze onze vriend.
Zijn vrouw bleek wakker.
- Wat zie je er uit! riep ze.
- Ja, riep hij terug. Tot op mijn gebeente nat. En nergens een taxi te bekennen. Maar het was erg leuk.
Pijlsnel verdween hij in zijn eigen badkamer. Hij hield het horloge tegen zijn oor. Het liep, als een engel. Toen hij zich te bed legde was zijn vrouw reeds ingeslapen.
- Je pak is droog, zei mevrouw daags daarop, en ik zal het meegeven om op te persen. Maar er zit een raar odeurluchtje aan, ook aan je ondergoed.
- Dat komt, antwoordde hij met een leugentje om bestwil, rap bij de hand, - dat komt omdat in die dancing een brutaal schepsel me van onder tot boven bespoten heeft met een of ander vies goedje. -
Toen hij kort daarna Madeleine toevallig op straat ontmoette keek ze hem aan met die doordringende en tevens behaagzieke blik waarin de vrouw zo groot meesterschap vertoont. Hij wendde echter zonder meer zijn ogen af. Vlieg op, dacht ze.
Wat hij dacht kwam op hetzelfde neer. Alleen dacht hij het in een sterker woord. Het had iets te maken met de menselijke ademhaling.
|
|