zelf allerminst een aanmoediging is om onze loopbaan te kiezen. Belangrijker intussen lijkt het me als schrijver van deze brieven dat in dit boek de advocaat hoofdpersoon is tot in de titel toe: Ernest Staas, advocaat - al is ook de eerste helft een aanloop over leer- en studietijd naar het eigenlijke vak.
Als het belangrijkste komt me voor dat het in de Nederlandse letterkunde, voor zover deze op blijvende waarde aanspraak maken kan, ook het eerste litteraire werk is over de advocaat. Daar zouden we tien jaar geleden nog aan hebben kunnen toevoegen dat dit boek moest zijn geschreven door een Belg, maar sinds de handen der broeders in de schone letteren elkaar gegrepen hebben over de grens tussen Roosendaal en Essen mag er geen sprake meer wezen van afgunst. Integendeel, we verheugen ons over dit verband in Benelux buiten de parlementen om, al bleef het dan beperkt tot het homogene taalgebied. Maar meer zou ook niet mogelijk zijn geweest.
Schetsen en beelden, luidt de ondertitel. Over het geheel ligt een waas van poëtische weemoed die zich af en toe vergrauwt, verzwart mag men zeggen, tot zwaarmoedigheid. Een geestige en heel fijne ironie voert dan altijd weer de toon omhoog.
Ons worden eerst de ondervindingen verteld van Ernest Staas als medewerker in de ‘studie van Mr Adams jeune’. De schrijver doet vervolgens grepen uit zijn latere ervaringen als zelfstandig advocaat, en geeft ons enkele karakteristieken van Brusselse confraters, zoals men in België zegt. De jonge meester in de rechten is vooral be-