deze noemt hij er één gregueria's. Ik heb niet voldoende woordenboeken bij de hand om na te gaan wat dat wil zeggen. Misschien hangt het samen met het Franse grègues, een soort pofbroekje voor mannen, dat in de loop der tijden wel tot de Marker broek schijnt geëvolueerd. De inhoud van het geheel - een paar versjes daargelaten - is het beste getekend met het begrip schetsen, langer en korter. De kortere zijn gewoonlijk de beste. Na een bepaald valse start met ‘Achttien jaar Egypte’, stijgt hij al gauw, reeds in het vierde stukje ‘Een Oostends verhaal’ (waarin hij Slauerhoff doet optreden), tot een hoogte die hij verderop nog herhaaldelijk zal bereiken. Heerlijk zijn ook ‘Olga en ik’, ‘Een overtreding’, ‘Oefening zonder komma's’, ‘Het oneerbiedige meisje’, ‘Een gezonde gangster’, ‘Het geloof en de liefde’. ‘Het verjaardagscadeau’ vormt de kroon.
Ik zal met beweren dat dit boek er een is voor mannen. Echter is het er toch een voor hen in de eerste plaats. In onze tijd overheerst nu eenmaal het verstand het gevoel, en zegeviert de encyclopedie, - dat typisch mannelijk handboek. Wij leven in de eeuw van de man, van de Clausen, van hen die althans hebben gehoord van de ziekte van Parkinson, en van de auteur André de Nerciat. Claus weet daarvan mee te praten, en van nog veel meer.
Maar ook in zijn humor is Claus typisch mannelijk, door de bizarrerieën, de ongerijmdheden, de enorme sprongen, de ongehoorde ontknopingen. De uitersten van de rede en de uitersten van het absurde zijn het terrein van de man: dat van de vrouw ligt daartussen. Daarom zal Claus ook vooral door mannen op zijn werkelijke waarde worden geschat.
En dan vallen hem nog zo fantastische gegevens in, b.v. in ‘Olga en ik’, in ‘Bloemen’, in ‘De liefde tot de evennaaste’, in ‘Het verjaarscadeau’, als alleen maar een mannelijk brein kunnen bevruchten, - men zou wensen méér (Nederlandse) mannelijke breinen.
4 december 1954