welstand heeft weten te verheffen, want toestanden gelijk daar als algemeen geldend staan afgetekend zullen hoogstens sporadisch en zeker niet meer in onze steden voorkomen. En daarnaast, al heeft de welvaart zich in de laatste jaren van ons afgewend, hoezeer doet het ons goed dat tenminste de ellende van de bezetting en haar nasleep van hoog tot laag gedragen werd en wordt, vooral omdat daaruit een merkbare toenadering tussen de verschillende volkslagen is geboren.
Het meeste van dit boek speelt in Rotterdam of Schiedam, en het tweede wat onze aandacht trekt is het ruwe en rauwe, het lompe en ongemanierde. Het is stellig waar dat een zekere ruwheid de Nederlander altijd heeft gekenmerkt, maar het is evenzeer waar dat wij nadat dit boek ter wereld kwam op een hoger peil van sociabiliteit zijn aangeland. En nu moge men terecht klagen over de noodtoestand vooral van de jeugd, en dan in de steden, - zo laag gezonken als hier is de Nederlander van welke leeftijd ook nog altijd niet, en er zijn alweer tekenen dat hij zich opricht. Zo mogen wij wel zeggen: die tijd is voorgoed voorbij.
Het was een tijd van grauwe levens en van een mistroostige litteratuur, en het was vooral Aletrino, jood als Hartog, die het neerdrukkende weergaf. Men kan zich nauwelijks somberder boeken denken dan van de eerste. Hartog toont bij hem vergeleken meer echt schrijverstalent in de stijl, ruimer blik, scherper observatie, en bovendien een zweem van kostbare humor, vooral waar hij de woorden of gedachten van het ‘volk’ weergeeft dat bij ons zo aardig droog-komiek is aangelegd.
Een uitnemende novelle is ‘In d'r nieuwe woning’, het verhaal van een jonge vrouw, Louise, onderhouden door een getrouwde man met kinderen, en die op de grofste wijze wordt gehoond door de bewoners der nieuwe Rotterdamse volksstraat waar zij is ingetrokken. Kostelijk is de gang van haar gedachten weergegeven als zij wandelt op de Coolsingel. Later slaat haar ‘vriend’ met een van haar beledigers in de straat aan het bakkeleien, wordt mishandeld, breekt een been, en zijn wettige vrouw brengt hem in een rijtuig naar huis. De lezer denkt met Louise, dat de verhouding nu ‘uit’ zal zijn, maar tot zijn verrassing komt de vriend toch later weer met behulp van een kruk op drie poten aangestrompeld. Er is ook sprake van een vriendin van Louise die enkel wordt aangeduid als ‘Louise d'r kameraad’.
Het grote, niet afgekomen slotverhaal, ‘Buurtleven’, speelt in Schiedam. De hoofdpersoon, vrouw Post, steelt een horloge bij een bovenbuurvrouw, bijgenaamd de Sluise, die uit Maassluis stamt. De sfeer van Schiedam van 50 jaar geleden, het duffe leven in een hofjeswoning, met een man die als hij werk heeft zes gulden per week verdient, de tegenstelling tussen branderspatroons en brandersknechts, dat alles ligt beklemmend over het verhaal der verwikkelingen van de diefstal, maar telkens kijkt ook hier de humor om de hoek.
Men moet even heenstappen over gekunsteldheden in de stijl, zoals lange samenkoppelingen van woorden, die toen mode waren, over te grote uit-