die twee elkaar ook niet kunnen horen, kunnen voelen enzovoort.
Uitermolen: Inderdaad is dat de consequentie. Die twee werelden bestaan onafhankelijk van elkaar... Maar er volgt nóg iets, en daarmee kom ik tot het bekende grapje. Ik vouw de staande driehoek helemaal om en leg hem op de andere. Wat zie je dan? Zeg jij het eens, Reemtsma, je bent nogal critisch vanavond.
Reemtsma: Ik zie nog altijd dat poppeje. Het schijnt door het papier heen.
Uitermolen: Ja, maar waar zit zijn hart?
Reemtsma: Natuurlijk rechts.
Uitermolen: Zo, vind je dat natuurlijk? Dan heb je de grap niet begrepen.
Dauwput: Ik geloof dat ik het wel begrijp. Dat poppetje is in onze wereld teruggekeerd, maar nu zit zijn hart rechts.
Leblanc: En natuurlijk zijn andere organen ook.
Reemtsma: Dat is onze dokter. Maar waar blijf je met je grap?
Leblanc: De grap is dat de man linkshandig is geworden, dat hij zijn scheiding aan de andere kant draagt, dat zijn chirurg hem anders moet opereren dan jou en mij, dat hij zijn brilleglazen moet verwisselen, en nog honderd dingen meer.
Van der Gronden: Het schijnt een enkele maal voor te komen dat iemands hart rechts zit. Maar ik betwijfel of dat het gevolg is van een uitstapje naar het land van vier afmetingen.
Leblanc: Ik voor mij zie er niet meer in dan een speling van de natuur.
Uitermolen: Dat is best mogelijk. Ik beweer ook niet dat iemand zich naar dat andere land kan verplaatsen, laat staan dat hij daarna hier terug zou kunnen keren, al beweer ik ook niet het tegendeel. Maar het is me alleen te doen om het begrip, om de teorie. En de teorie wijst uit dat een mens van daarginds alleen omgekeerd terug kan komen.
Been: Daar zou je gelijk in hebben als je niet je poppetje even-