Ze was toch nog niet geheel los van het echtpaar Nathans. In de eerste weken tenminste ontving zij telkens briefjes, zonder aanhef, met het verzoek om artikelen van Esther en Max, die zij bij de verhuizing zou hebben meegenomen, terug te bezorgen. Zij waren achtereenvolgens: een dweil, een stoel, een bril, drie lege wijnflessen, een koortstermometer. Deze apostilles kwamen alle van de hand van Esther. Tegen de zin van Van Marle gaf Aurora antwoord, en liet de geijkte aanhef niet achterwege. Bij haar vijfde antwoord schreef zij intussen dat dit nu van haar kant onherroepelijk het laatste was. Toen was het uit.
Geheel los van Leo bleken zij overigens evenmin. Op een avond, toen de telefoonschel had geklonken, Aurora de hoorn had opgenomen en haar naam genoemd, kreeg ze geen antwoord. Ze dacht, zoals ook voor de hand lag, aan verkeerde aansluiting van iemand die niet de moeite nam zich te verontschuldigen. Dit bellen evenwel, door niets gevolgd, kwam wekenlang tientallen keren terug. Het gebeurde altijd des avonds. Hun toestel kon drie kamers bedienen, de kantoorsuite beneden en de huiskamer boven. Een van beiden, naar het uitkwam luisterde. Daarginds luisterde ook iemand. Want de draad was niet dood, bij gebrek aan contact, - de draad leefde het ijle, en toch zo onmiskenbare leven van zijn zwakstroom. De draad ademde, en eens zelfs hoorde Aurora daarginds, heel even, een menselijke ademhaling. Dat moest Leo zijn, dat voelde ze. Misschien was het een poging tot schrikaanjagen, misschien een nerveuse dwang. Hoe dan ook, het liet haar koud. Maar Van Marle niet geheel. Hij zag er een kwaad voorteken in voor de uitslag van het strafproces. Hij gaf de dwaasheid toe, maar kon toch de gedachte niet onderdrukken. Toen vond Aurora de gelegenheid te verklaren dat, al begreep ze ook niet hoe Leo ooit kon worden vrijgesproken, ze toch een vrijspraak niet zo erg zou vinden.
Het meeste genoegen aan de verhuizing beleefde Aletta, omdat