| |
Vervlechting der constructies
Zij wist niet van Fronto's oculair gebrek, en was daarom verwonderd de volgende ochtend te bemerken dat de kamer, waarin ze opnieuw werd toegelaten, op dezelfde wijze verduisterd was. Het deed haar anderzijds romanesk aan, en de glimlach, tevoren geprepareerd, bleef om haar mond. Het genre van L'inconnue de la Seine bleek echter verspeeld aan deze Fronto die haar hard aanzag.
- U komt geen dag te vroeg, juffrouw Monterey. Dit is een buitengewoon ernstige zaak. Ik heb geïnformeerd en uw ouders zijn inderdaad hoogst respectabele mensen. U hebt twee verwer- | |
| |
pelijke dingen gedaan. In de eerste plaats hebt u een vrouw die te goeder naam en faam bekend staat beklad, op een buitengewoon minderwaardige manier beklad, en in de tweede plaats hebt u diezelfde vrouw mishandeld, zelfs zonder de minste provocatie.
- Maar...
- Neen, als ik zeggen zou dat u bent uitgelokt door een hooghartige houding van haar kant, dan zou iedereen me uitlachen. En terecht, volkomen terecht, zelfs al zou dat kunnen worden bewezen.
- Dus?
- Ik wou dat u me liet uitspreken. Wat die zaak zo ernstig maakt is uw geboorte, uw familie, uw maatschappelijke stand. Zoiets accepteert geen rechter van een dame. Op die feiten staat zowel boete als gevangenisstraf. Maar in uw geval, en in een democratische maatschappij, staat daar gevangenisstraf op. De rechter zal een voorbeeld stellen, vooral omdat u mevrouw Van Marle nog bloedend verwond hebt ook. Bloed laten vloeien is een lelijk ding, een allemachtig lelijk ding.
- Dus u geeft me geen enkele hoop?
- Kunt u dat vragen niet laten? Ik was nog niet uitgesproken. Er is ook nog die kwestie van spionnagedienst. Als daar iets van mocht uitlekken, dan is de hel losgebroken. Ik zeg dat niet om u te intimideren, maar omdat uzelf de ernst nog niet schijnt te beseffen. U komt bier binnen met een lachend gezicht, en dat lijkt me, zacht uitgedrukt, prematuur. Maar... dat alles neemt niet weg dat ik u wil helpen. Ik zie nog licht. Meer zeg ik niet. Ik ga mijn eigen gang. U vraagt me niets, en vooral u doet niets. Als u er tussen komt leg ik de zaak eenvoudig neer. Maar ik verlang van u vijf mille. Ik ben geen filantroop. En mijn tijd is beperkt, denk daarom.
- Mijn God, meneer Fronto!
| |
| |
- Vijf mille, juffrouw Monterey. Ik discuteer niet over mijn honoraria. Maar ik wil het u wel gemakkelijk maken. U betaalt me de helft uiterlijk overmorgen, en de rest als de zaak is afgelopen, in welke vorm ook afgelopen, en op deze schuldbekentenis. Lees hem eerst en teken dan.
Hij schoof het stuk naar haar toe.
- Maar ik heb zoveel geld niet, bij lange na niet.
- Dan moet u het lenen.
- Ik zou niet weten van wie.
- Dat is allemaal mijn zaak niet. U tekent, en u brengt hier overmorgen twee en een half mille, en anders zoekt u maar een andere raadsman.
Er ging een grote kracht uit van deze man. Ze zag hem als haar enig mogelijke redder in een nood die haar plotseling allerverschrikkelijkst leek, en gehoorzaamde. Hij knikte. Ze kon gaan. Leo stond op straat. Wat een bullebak! Alles draaide bij hem om het geld. Maar ze zat nu eenmaal aan hem vastgeklonken. En ze had vertrouwen in hem. Over de schuldbekentenis brak ze zich niet het hoofd; dat kwam later. Maar die vijf en twintig honderd gulden in contanten, en dan overmorgen reeds. Juist vloeiden haar geheime inkomsten verre van ruim, zodat ze er reeds over had gedacht om haar eisen flink wat hoger te stellen.
Maar hoe dan ook, dat bleef toekomstmuziek. Voorlopig had ze geen geld. Of liever, ze kon het per slot wel opbrengen, maar dan moest ze haar spaarduiten aanbreken.
Want Leo, met al haar verkwisting van inkomsten - hoofdzakelijk bij de paardenrennen van Ascot - had toch in de loop der jaren kans gezien iets te sparen. Het was gegaan bij vlagen, overeenkomstig haar grillig karakter. Van dat geld wist niemand iets af, evenmin als van haar kansspel, en haar spaarpenningen waren haar zo heilig dat ze daaraan nooit zou raken, ook niet in deze noodtoestand. Ze leefde haar moederschap uit op haar spaar- | |
| |
bankboekje, als op een natuurlijk kind dat men volgens de gangbare zedeleer niet bezitten mag, in het geheim bezoekt, en met liefde bekijkt.
Toen kreeg ze een inval. Ze ging naar Max Nathans in de namiddag, ermee bekend dat hij op dat uur gewoonlijk thuis was. En ze trof hem. Achter de werkvrouw, aan wie ze een valse naam had opgegeven, stapte ze kordaat bij Max binnen. Hij zat geel en zuur in een hoek van de kamer, achter een bureau, en ze dacht: bureau numero twee. Ze kwam aan met de briljantste glimlach van haar prachtig gebit, maar werd hier toch evenmin vriendelijk ontvangen. Wel rees hij, in tegenstelling tot Fronto, overeind, doch hij zette een paar vervaarlijke ogen.
- Wat? U bent juffrouw Monterey, en u geeft een valse naam, en u stapt zonder uitnodiging maar ineens de kamer in?
Haar glimlach hield stand. Ze wimperde op zijn bekoorlijkst.
- Een kleine list, meneer Nathans. Ik begrijp dat u boos bent. Maar als ik even mag uitspreken, het is in twee woorden gezegd. Met mevrouw Van Marle heb ik gebroken, totaal. We zijn geslagen vijanden. En waarom? Om haar gescheld op de Joden. Ten slotte kon ik me niet inhouden, en heb ik haar een klap op haar hoofd gegeven, met het eerste het beste wat ik in mijn handen kreeg. Ze zat weer uit te pakken over u, en over andere Joden ook nog, en toen werd ik razend. Misschien ben ik te ver gegaan, maar soit, ik kwam op voor een rechtvaardige zaak. Zo heel erg heb ik haar trouwens niet geraakt. Vraagt u me liever naar geen bizonderheden, maar als u haar hier met een verband mocht zien rondlopen dan weet u ervan.
Hij zette zich weer en wees dat ook zij kon gaan zitten.
- U maakt me nog altijd niet duidelijk waarom u hier gekomen bent.
- Ik word vervolgd, meneer Nathans, door die vrouw.
- En in welk opzicht heb ik daarmee te maken?
| |
| |
- Daar kom ik dadelijk op. Maar ik wil u wel zeggen dat haar antisemitisme me allang heeft geërgerd. Het is niet met de kwestie van dat hondje begonnen, het dateert al van veel vroeger. Hij keek haar wantrouwend aan, maar ze bleef onvervaard en zijn gezicht klaarde een weinig op.
- Ja, dat hondje, daar weet u van, daar was u bij.
- Precies, en ze doelde met die woorden die ik niet eens wil uitspreken... maar daarmee doelde ze op uzelf, en niet op dat beest. Dat is een handig verzinseltje van haar achteraf. Want ik weet alles, meneer Nathans, alles. Dat door en door verdorven schepsel heeft er zelfs om geschaterd toen ze me vertelde dat haar hondje niet van dat ras bleek te zijn... u begrijpt me wel.
Zijn wantrouwen was nog niet verdwenen, want de laatste bewering van deze vrouw tegenover hem sloot allerminst logisch aan op het voorafgaande.
- Maar u bent toch nog een poos met haar blijven omgaan? Ik zag u nog wel eens hier aankomen.
- Ik heb geprobeerd haar tot andere gedachten te brengen. Maar het was boter aan de galg. Het werd ook aldoor erger. Maar ze heeft het altijd gehad, dat antisemitisme. Ik ken haar van jong meisje af, moet u weten. Nu, en toen de laatste keer, dat was eergisteren, toen zei ze zo iets inferieurs over de Joden, toen ben ik mijn eigen rechter geweest. O, het is een hele opschudding geworden hier in huis. De politie heeft me meegenomen. Hebt u niets gemerkt?
Hij gaf geen antwoord op haar vraag en zei:
- In elk geval heeft de politie u toch weer losgelaten.
- Ja, maar ik word vervolgd, dat zei ik u al. Daar zorgt zij voor. Die vrouw heeft geen hart.
- Hebt u een verdediger? vroeg nu Max, haar pad onwetend effenend.
- Ja, Mr. Fronto, van de Binnenamstel.
| |
| |
- O, Fronto.
- Ja, en waarvoor ik nu bij u kom is eigenlijk een beetje een pijnlijke kwestie. Hij wil me wel bijstaan, meneer Fronto, maar hij zegt dat ik denkelijk gevangenisstraf zal krijgen, als ik niet... Ziet u, het zit zo. Mijn verdediger schijnt er iets op te weten, maar ik moet hem dan dadelijk vijf en twintig honderd gulden betalen, en die heb ik niet. Ik kan alles wat ik u van die vrouw vertel bezweren, meneer Nathans, ik kan er een eed voor afleggen, als dat moet, over dat hondje en al het andere. Maar ik moet een goede verdediger hebben.
Zij zweeg en hij zweeg. Dit was het kritieke ogenblik, maar dat hij zweeg leek haar al iets gewonnen. Hij dacht na, lang en diep. Hij was een fanaticus. Hij geloofde van wat dit schepsel hem vertelde niet veel, behalve dat zij wel door die ander zou worden vervolgd, want hij had gezien dat ze in een auto was geduwd, door twee mannen die haar stevig om haar armen gegrepen hadden, en er was in zijn huis gesproken over mishandeling van zijn huurster. Maar als hij dat mens, behalve in zijn eigen huis, ook nog achter de schermen bestrijden kon, als hij ertoe kon bijdragen dat de vervolging van zijn bezoekster tot een fiasco voor de ander leidde, dan moest hij zich die mogelijkheid niet laten ontglippen. Dan kreeg ze een dubbele straf, want een échec was ook een straf.
Hij werd bestuurd door een blinde haat. En dan was er nog zijn jaloezie, te sterker omdat hij zich van deze niet bewust was. Ook betekende de gevraagde som weinig voor hem, en per slot had hij er enig risico wel voor over. Hij was de typische kankeraar, hij kon niet over de drempel.
- Ik zal Fronto even moeten bellen, zei hij na een poos.
En hij voegde de daad bij het woord.
- Hallo, met Nathans. Ik heb hier een zekere juffrouw Monterey bij me. Is ze...
| |
| |
- Een ogenblik. Ik moet juist iemand uitlaten. Ik bel je dadelijk terug.
Het was niet waar, maar de advocaat wilde zeker zijn met wie hij sprak. Hij nam geen risico's.
- Kent u meneer Fronto persoonlijk? vroeg Leo in de pauze.
- Ja, we zijn lid van dezelfde societeit, Entre Nous. Verder ken ik hem niet. Maar hij heeft een grote naam als strafpleiter, en voor zover ik kan beoordelen verdient hij die naam.
De bel klonk.
- Fronto hier. Zeg Nathans, voordat je begint, mag ik even juffrouw Monterey spreken?
Elk van zijn woorden was voor Leo verstaanbaar. Ze zag opeens duidelijk in dat de crisis nog niet voorbij was. Stel dat dit manneke aan haar advocaat vroeg naar bizonderheden, dan kon ze Fronto toch niet verplichten te zwijgen. Ze had immers zelf al heel wat verteld. En dan zouden het allemaal leugens blijken. Ze transpireerde van agitatie toen ze de hoorn overnam.
Maar het kwam anders uit. Max mocht een sectaris wezen, hij was waar het zijn idée fixe niet raakte een volkomen correct mens. Hij assembleerde zijn gebeente en verliet daarmee de kamer, over zijn schouder zeggend:
- Als uw gesprek is afgelopen, dan roept u me wel. Ik ben hiernaast, maar laat meneer Fronto nog even aan de telefoon blijven. Leo schermde haar mond af met haar hand.
- Meneer Fronto, ik heb die twee en een half mille aan meneer Nathans gevraagd. Ik ken hem van vroeger, en daarvoor ben ik nu bij hem, want zelf bezit ik ze niet, dat zei ik u al. Hij wil u nu dadelijk zelf spreken. Maar alles loopt mis als u hem bizonderheden vertellen mocht. En antwoord u me om de liefde Gods (dit woord viel haar eensklaps in) zo zacht mogelijk. Hij zit in de kamer hiernaast en hij zou het anders kunnen horen.
De stem klonk meer gedempt.
| |
| |
- Ik zal natuurlijk niets zeggen zonder uw goedkeuring, dat doe ik met geen enkele cliënt, maar aan de andere kant wil ik mijn voorschot ook niet met leugens lospeuteren, al was het tien maal zo hoog. Er zit een van mijn medewerkers hier, die meeluistert en alles noteert, bedenk dat. Dus u keurt goed dat ik aan Nathans vertel dat u vervolgd wordt door mevrouw Van Marle, maar dat ik ook niet meer vertel? Dat betekent dus dat als hij naar détails vraagt ik hem zal antwoorden: daar mag ik me niet over uitlaten. Dringt dat tot u door?
- Ja, ja, dat is precies wat ik bedoel.
- Roep hem dan weer.
Het telefonisch gesprek tussen beide juristen liep in Leo's tegenwoordigheid van een leien dakje. Ze verwonderde zich, maar ze kende Max niet. Hij vroeg alleen of Fronto haar verdediger was, of ze werd vervolgd wegens een misdrijf tegen Aurora gepleegd, of hij twee en een half mille voorschot had gevraagd, en of hij dat aanstonds verlangde. Hij vroeg niet eens naar de aard van het misdrijf. Hij bleef op dit punt correct, rechtschapen, delicaat. Leo, die opnieuw alles verstond, kon haar oren nauwelijks geloven. Fronto zei op alles kortweg ja. Het gesprek duurde nog geen minuut. Toen verzonk Max in gepeins, en spoelde oudergewoonte zijn mondholte eens door met zijn loszittende protese. Zijn oorschelpen schenen een moment door stormkracht bewogen. Maar Leo begreep dat ze de zaak reeds had gewonnen.
Max nam een gezegeld vel en ging een schuldbekentenis schrijven. Hij schoof het stuk vervolgens aan zijn bezoekster toe die in verblinde gretigheid aanstonds tekenen wilde.
- Wacht u even en lees eerst dat stuk. U doet heel onvoorzichtig, juffrouw Monterey; dat zit blijkbaar in uw aard. Leer dan van mij het tegendeel. Ik leen u het geld tot wederopzeggens, dat betekent dat ik het altijd dadelijk terug kan eisen. En u betaalt
| |
| |
me vijf procent rente, over het jaar gerekend. Dat staat alles in dat stuk. Lees het dus eerst en lees het vooral rustig.
Leo deed of ze las, want dit manneke met zijn wijduitstaande oren, die zo gek bewogen, was braaf en eerlijk. Onderwijl zag ze hem hurken voor de kleine brandkast achter zijn stoel. Toen kwam hij overeind met bankbiljetten in zijn hand. Ze vond het grappig dat ze precies hetzelfde moest schrijven als ze bij Fronto had gedaan. Die juristen kenden toch maar de knepen van het vak. Vervolgens telde hij vijf en twintig biljetten van honderd gulden neer. Hij hield ze nog bij zich, wipte zijn savonnette open, keek, zag niets, sloot, en borg weg. Opnieuw telde hij de biljetten, er ditmaal de getallen bij prevelend.
Hij was geen duitendief, maar hij bezat een religieuse angst voor geld, hier, in de kluis van zijn bank, alom. Hij moest het tellen, hertellen, zich doen voortellen. Geld was een van de geheimzinnigste uitvindingen van de mens. Het leefde, en bezat het vermogen tot tweeledige zinsbegoocheling: dan is het er niet, dan is het er dubbel, en maar zelden is het er in zijn werkelijke totale waarde.
- Telt u, zei hij, haar de biljetten toeschuivend en tegelijk de schuldbekentenis onder zijn hoede nemend.
- Onnodig, meneer Nathans, ik heb het al gezien, en ik dank u hartelijk.
- Telt u, herhaalde hij, daar sta ik op.
Het scheen hem veiliger indien zij het deed dan indien hij het deed. En met onafgebroken aandacht keek hij op haar tellen toe. Haar glimlach ontging hem.
Leo vertrouwde de som niet in haar eigen handen; ze bracht het pakketje bankpapier dadelijk bij Fronto.
|
|