toch onbeschrijflijk aan. En hij dacht: hier, met juist deze loods op juist deze plek, is iets bereikt, en juist dat wat mijn kerk mist. Maar dadelijk zette hij deze gedachte uit zijn hoofd; hij wilde nu geen architect zijn.
De stenen banken waren te koud, maar zij vonden daartussen andere, rustieke, van halve boomstammen, de zaagsnede gladgeschaafd en tot zitting geworden. Daar vertoefden Aurora en hij een poosje, terwijl de kinderen nog wat ronddwaalden.
Het was een volkomen windloze ochtend, de atmosfeer onnatuurlijk zacht. Aurora zei dat het later op de dag stellig warm werd als de zon doorbrak. En daar ze graag dicht bij de natuur leefde dacht ze dit verder uit, en verheugde zich op de komende uren, zelfs als ze dan weer thuis zouden zijn, - de atmosfeer zwaar en loom van vocht, en het voorgevoel gevend dat men, de lucht tussen de vingers wrijvend, de vingertoppen nat zou zien glinsteren. Het gebeurde nooit en juist dat was het merkwaardige.
- Ik denk dat we vanmiddag best een raam in de huiskamer kunnen openzetten, zei ze.
Ze keek naar de kinderen in de verte. Aletta werd groot, kloek, met in het vrouwelijke reeds veel van de bouw van haar man. En ze dacht hoe haar dochter er in de wieg had uitgezien - zijzelf nog een heel jonge vrouw - en hoe ze nauwelijks begreep dat het kind kon ademhalen door een neusje zo klein dat het geen functie scheen te vervullen, tenzij die van grappig ornament. Het onervaren moederschap was eigenlijk de gelukkigste tijd van een vrouw. Toch behield ze nog haar frisse blik op het leven. De enkele zwemen van weemoed overwon ze dadelijk, al scheen het haar dat haar lichte melancolië iets vaker weerkeerde dan voorheen. Het met Leo gebeurde, de verwijdering met Conrad die ze als gevolg daarvan voorzag en die reeds een feit scheen, - dit alles had daar geen invloed op. Het was geheel iets uit haarzelf.