Bij Effraïm
Nadat Aurora een aantal aanwijzingen had verzameld schoot ze haar pijl af. Het was op die vriendin welke haar de eerste mare van een onregelmatigheid in haar huwelijk had overgebracht, het was weer bij een kop tee en in haar huiskamer onder vier ogen. Zij viel overrompelend uit, midden in een zachtzinnig praatje.
- Ik weet nu uit welke koker al die laster komt over Anton en mij. Het is Leo, en ik weet ook dat jij het van Leo weet.
De vriendin, met een kleur als vuur, brabbelde een ontkenning.
- Neen, zei Aurora, spreek het maar niet tegen. Ik heb van alles aantekening gehouden, en jij bent heus niet de enige van wie ik het weet.
Ze greep in haar bureautje een papier dat gereed lag.
- Wees maar niet bang, het gaat niet tegen jou. Wat ik verlang is dat je me nu verder zult helpen, want ik wil en ik zal dat schandaal de kop inknijpen. Ik ben overtuigd dat je er niets van gelooft, maar het gaat als een lopend vuurtje rond, en dat zal uit zijn.
- Laat me er in Godsnaam alsjeblieft buiten, stamelde de ander, haar ontkenning reeds vergeten.
Aurora was te schrander om van deze halve bekentenis te willen profiteren en de ander als leugenaarster te ontmaskeren.
- Goed, ik zal je er buiten laten als je dit wilt tekenen.
Ze legde het papier met de weergave van Leo's lasterlijke aantijgingen op tafel. De vriendin schoof het opzij.
- Daar denk ik niet aan. Ik heb met die kwestie niets te maken. Ik wil dat stuk niet eens lezen.
- Dan laat je het. Maar nu moet je eens goed luisteren. Ik geef de zaak aan, of je tekent of niet. Ik heb namen en adressen genoeg, een hele lijst hier in mijn bureau, met jouw eigen naam erbij.